Ook vroegen enkele leden de pogin
gen om een verhoging van de algemene
uitkering te verkrijgen met kracht
voort te zetten. Hierbij werd ook ge
wezen op grote verschillen tussen de
hoogte van de uitkeringen, die onze
gemeente ontvangt en de uitkeringen
van verschillende andere gemeenten.
Een lid vroeg in dit verband om
vergelijkende cijfers.
Een ander lid, dat nog slechts
korte tijd zitting in de gemeenteraad
heeft, zou gaarne een uiteenzetting
ontvangen over het systeem der uit
keringen, die de gemeenten uit het
gemeentefonds ontvangen.
Een lid meende, dat de aanleg van
hot centrale rioleringsstelsel een
zodanige structurele wijziging is,
dat ook hiervoor een verhoging van
de algemene uitkering uit het ge
meentefonds kan worden gevraagd.
Dit is ruim 24 miljoen minder dan voor
1958 beschikbaar is. Desondanks heeft
de begroting nog een zekere ruimte om
op beperkte schaal subjectieve correc
ties te kunnen toekennen. Hieruit zou
geconcludeerd kunnen worden, dat de
regering ook voor 1959 een subjectieve
verhoging van de algemene uitkering
niet helemaal uitsluit. Het rondschrij
ven van de Minister van Binnenlandse
Zaken van 7 oktober 1958, afd. B.B.
no. 35990j waarin richtlijnon worden
gegeven met betrekking tot de uitke
ringen uit het gemeentefonds voor 1959,
rept echter weer met geen woord over
de toekenning van subjectieve verho
gingen. Integendeel, de bewindsman
van Binnenlandse Zaken wijst er met
nadruk op, dat voor 1959 niet op hoge
re uitkeringspercentages uit het ge
meentefonds mag worden gerekend dan
voor 1958 zijn toegekend. Wel schijnt
hot ingevolge dit rondschrijven in het
voornemen van de regering te liggen de
nieuwe financiële verhouding met in
gang van 1959 in ie voeren. Met het
oog hierop worden voor 1959 °P basis
van de uitkeringspercentages voor 1958
voorschotten aan de gemeenten uitge
keerd. Gelet op de ontwikkeling van de
belastingopbrengsten, wijst de minis
ter er op, dat de nieuwe regeling,
waarover nog geen mededelingen worden gedaan
niet impliceert, dat de gemeenten op
hogere uitkeringen mogen rekenen.
Volgens de minister zal het financiële
beleid van de gemeenten er op gericht
moeten zijn, dat de dienst 1959 °P
basis van de uitkeringen voor 1958
sluitend zal moeten worden gehouden.
Daarbij zal, indien dit nodig mocht
blijken, naar het oordeel van de rege
ring ook een ombuiging van de stij
gende lijn der gemeentelijke uitgaven
moeten worden aanvaard.
Met teleurstelling hebben wij van dit
regeringsstandpunt kennis genomen.
Zoals wij in de aanbiedingsbrief reeds
hebben gesteld, zal de dienst 1958,
ondanks een te verwachten verhoging
van de algemene uitkering uit het
gemeentefonds, een niet onaanzienlijk
tekort blijven vertonen. Ten opzichte
van 1958 zijn de uitgaven voor 1959
in niet onbelangrijke mate toegenomen,
zonder dat wij hierop veel invloed
hebben kunnen uitoefenen. Het laat
zich dan ook verstaan, dat het tekort,
nu de uitkeringspercentages voor 1959
niet bij het gestegen uitgavenaccres
worden aangepast, ons met zorg ver
vult
2. Enkele leden gaven te kennen, dat
naar hun mening getracht moet worden
een rijksbijdrage te verkrijgen in de
kosten van de aanleg van de rondwe
gen, omdat hierbij de belangen van
het doorgaande verkeer in zeer sterke
mate zijn betrokken.
Kap i t aa lv 0 or z i e ning
Een lid heeft met voldoening kennis
genomen van de mening van burgemeester
en wethouders, dat de centralisatie van
de kapitaalvoorziening voor de gemeenten
niet langer dient te worden gehandhaafd
dan strikt noodzakelijk is.
In hoeverre wij voor 1959 op een sub
jectieve verhoging van de algemene
uitkering mogen rekenen, is in het
licht van het vorenstaande bij benade
ring niet aan te geven. Wij menen ech
ter te moeten aannemen, dat de toeken
ning van een subjectieve verhoging
slechts in bijzondere gevallen zal
worden verleend. Of hierbij wederom
structurele wijzigingen zullen worden
gewogen moeten wij in het midden laten.
Het begrip structurele wijziging is op
zichzelf reeds een begrip, waarvan de
begrenzing moeilijk is aan te geven.
De ervaringen hebben ons geleerd, dat
de interpretatie hiervan enger wordt
al naar gelang de middelen schaarser
worden.
Wij achten het dan ook zeer wel moge
lijk, dat als uitvloeisel van het
regeringsstandpunt het voorgenomen
investeringsprogramma voor 1959 slechts
ten dele zal kunnen worden uitgevoerd.
Hangende de onzekere situatie met be
trekking tot de financiële verhouding
heeft iedere vergelijking met uitke
ringen, die andere gemeenten genieten,
momenteel geen wezenlijke betekenis.
Bovendien is het begrotingsonderzoek
voor 1958 in talrijke gemeenten nog
gaande, zodat thans moeilijk verge
lijkingsmateriaal met betrekking tot
de over 1959 le genieten uitkeringen
uit het gemeentefonds kan worden
verkregen.
Ter oriëntering van de raadsleden, die
dit gevraagd hebben, leggen wij als
bijlage hierbij over een korte samen
vatting van de ontwikkeling in de
financiële verhouding tussen het rijk
en de gemeentensedert I865.
Hot ligt in ons voornemen op zeer
korte termijn met de desbetreffende
rijksinstanties hiero"er besprekingen
te openen.