3. do mogelijkheid tot het invoeren van een progressief tarief voor de ge meentelijke inkomstenbelasting; 4. afschaffing van het winstverbod voor alle retributies. Wet van 12 november 1921 (St.bl. 1173) Op grond van deze wet ontvingen de gemeenten, die, als gevolg van de oor logsomstandigheden, tot verhoging van de gom. inkomstenbelasting waren overge gaan, over de jaren 1921 en 1922 een oxtra-rijksuitkering, dio varieerde van 10 ia tot 100 ia van de uitkering per inwoner krachtens de wet van 1897» Wet van 15 juli 1929 S 388 Er werd een gemeentefonds ingesteld, waarin werd gestort do opbrengst van een nieuwe inkomstenbelasting (gemeentefondsbelasting) en 50 opcenten op de vermogensbelasting. Uit dit fonds ontvingen de gemeonten de volgende uitkeringen 1een uitkering voor iedere inwoner die was aangeslagen in de gemeentefonds belasting; 2. een uitkering van J deel van do som van do jaarwedden van burgemeester en secretaris tot eon maximum van f. 3000, 3. oen uitkering per inwoner, vastgesteld voor een periode van 5 jaar en be rekend aan do hand van oon formulo, waarin worden uitgedrukt de draagkracht der gemeente (verhouding tussen hot belastbaar inkomen volgons de rijks- inkomstonbelasting per aangeslagene van hot rijk en de gemeente) en de be hoefte van de gemeente (lasten por inwoner voor politio, lagor onderwijs en armenzorg). Hot gemeentelijke belastinggebied werd als volgt gewijzigd! 1 Do gemoontolijke inkomstenbelasting, de gomoentelijke opconten op de rijksinkomstenbelasting en 50 opcenten op do vermogensbelasting moesten vervallen. 2. De gemeenten ontvingen do opbrengst van do hoofdsom personele belasting, 75 i van de hoofdsom der grondbelasting en konden opcenten heffen op de gemeentofondsbelasting. Wet van 18 maart 1932 St.bl. 104) (Schoorwet) Ten einde do gemeenten te dwingen tot hot verlagen van de salarissen van het personeel werd godurondo 2 jaron oon korting op de formule-uitkering uit hot gemoontefonds toegepast. Wet van 22 deoombor 1933 St.bl. 716) (Kortingswet) Krachtons deze wet werd voor oen jaar eon korting op de formule-uitkering toegepast. Wot van 4 maart 1935 (St.bl. 74) In verband mat de moeilijke financiële positio van hot rijk en de lagere belastingopbrengsten word de wet van 1929 tamelijk ingrijpend gewijzigd. De voornaamste verandoring was, dat de formule—uitkering niot moer voor een periode van 5 jaar werd vastgesteld, doch dat de middelen van het fonds elk jaar v/erden verdeeld. De draagkraohtfactor van de formule-uitkoring word voortaan niot gebaseerd op de belastingopbrengst, doch op do belastingcapaciteit en de uitgavenfactor werd ontdaan van de werkloosheidsuitgaven. Wot van 4 maart 1935 (St.bl. 76) Er word oon worklooshoidssubsidiefonds ingesteld, waarin word gestort een deel van do tot dusver ten behoeve van de gomoenten geheven belastingen, t.w. 140 i van do hoofdsom van do grondbelasting; 2. 80 ia van de hoofdsom dor personele belasting; "3. 3, 25 opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting; 4. 12 opcenten op de vermogensbelasting; Verder stortte het rijk in het fonds! 1. 10 opcenten op de vermogensbelasting; 2. 10 opcenten op de rijksinkomstenbelasting. De gemeenten ontvingen uit het werkloosheidssubsidiefonds een bijdrage in de werkloosheidsuitgaven (85 i - 99 i) over het lopende jaar en een bij drage voor het dekken van naar de kapitaaldienst overgebrachte werkloosheids uitgaven over voorgaande jaren. Besluiten van 15 .juli 1943 Tijdens de duitse bezetting werd het belastingstelsel ingrijpend gewij zigd, o.m. werd de gemeentefondsbelasting afgeschaft. De bronnen,waaruit het gemeentefonds en het werkloosheidssubsidiefonds werden gevuld, waren voor een groot deel opgedroogd. Het werkloosheidssubsidiefonds werd mede in verband met het teruglopen van de werkloosheid opgeheven. Het gemeentefonds kreeg inkomsten uit nieuwe bronnen, t.w. de hoofdsommen van de grondbelasting, de personele belasting en de (nieuv/e) ondernemingsbe lasting. De uitkeringen uit het gemeentefonds aan de gemeenten veranderden weinig. De formule-uitkering werd bevroren op basis van 1939/1940= Doordat de inkomsten van hot gemeentefonds sterk toenamen konden aan de gemeenten aanvullende uitkeringen worden verstrekt. De gemeenten moesten de hoofdsommen van grondbelasting en personele be lasting prijsgeven en ontvingen een hoger aantal opcenten op de grondbelasting (110 ongebouwd/190 gebouwd in plaats van 20 ongebouwd/80 gebouwd). Ook ontvingen zij opcenten op de ondernemingsbelasting. Deze laatste be lasting leverde vooral in de jaren na 1948 zeer aanzienlijke bedragen op. In 1945 kwam voor de politiekosten een niouwe regeling tot stand, op grond waarvan de gemeenten uitkeringen van het rijk ontvingen. '.Vet van 15 ,'iuli 1948 S I 307 (noodvoorziening voor 1948 t/m 1950) In het gemeentefonds werd krachtens doze wet gestort de zuivcro opbrengst van de hoofdsom van de grondbelasting, de porsonele belasting, de onderno- mingsbelasting en 8 ia van de opbrengst van een aantal andere rijksbelastingen. De gemeenten ontvingen uit het fonds de volgende uitkeringen! 1. een uitkering van f- deel van do som der jaarwedden van burgemeester en socretaris tot eon maximum van f. 4.500, 2. een algemene uitkering per inwoner, waarvan hot basisbedrag werd afgeleid uit de gemiddelde uitgaven voor lager-, middelbaar-, voorboroidond hoger- on nijvorheidsondorwijs en voor armenzorg ovor do jaron 1939, 1940 en 1941; 3. oon bclastinguitkoring tor aanvulling van oon eventueel onvoldoende op brengst van Ho/190 opconton op do grondbelasting en van 150 opcenten op de personele belasting; 4. oen bijzondere uitkering voor gemeenten die daaraan behoefte hadden om oen sluitende begroting te krijgen. De algemeno- en de bijzondere uitkoring werden procontueol verhoogd, in dien do middelon van hot gemeentefonds zulks toelieten (19481 110 ia 1949: 120 ia 1 950 125 Indien do tarieven van bopaaldo gemoontelijke heffingen (o.a, opcenton grond- en porsonele belasting, ondornomingsbolasting, straatbelasting, hon denbelasting en vermakelijkheidsbelasting) lager waren dan oen door hot rijk vastgestelde norm word op do algemene-, do belasting- en de bijzondere uit kering oen korting toegepast. Deze bepaling hooft vele gomoenten er toe go- dwongen do belastingtarieven (vermakelijkheidsbelasting!to verhogen. Over 1948 en 1949 hebben na-uitkeringon van 5 f° van hot basisbedrag van de algomono- on bijzondere uitkoring aan do gemeonten plaats gohad. Daarnaast zijn tor "verdoling"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1958 | | pagina 530