verdeling van het saldo van het gemeentefonds over 1948 t/m 1950 nog zeer be
langrijke bedragen aan de gemeenten uitgekeerd, die in een speciale geblok
keerde reserve zijn gestort.
Wet van 24 januari 1952 (St.bl. 19)
De noodvoorziening werd verlengd voor de jaren 1951 en 1952. De jaarwedde-
uitkering werd voor alle gemeenten gefixeerd op f. 4-500,per jaar. De uit
keringspercentages van de algemene- en de bijzondere uitkering bedroegen over
deze jaren respectievelijk 135 en 145»
Ook hebben na-uitkeringen van 5 i° plaats gehad over beide jaren,
'.Vet var, 6 januari 1 953 3t.bl. 1?)
Op grond van deze wet stort het rijk een bepaald percentage 15 t>) van
de opbrengst van een aantal rijksbelastingen in het gemeentefonds.
Uit het fonds ontvangen de gemeenten;
1 Een algemene uitkering per inwoner. Het basisbedrag van deze uitkering is
afgeleid uit de som van de uitkeringen op grond van de vorige regeling,
t.w.
de jaarwodde-uitkering
125/145 maal de algemene uitkering over 19521
de belastinguitkering over 1952;
125/145 maal de bijzondere uitkering over 1952.
De uit deze berekening afgeleide nieuwe basisuitkering kan procentueel wor
den verhoogd als de middelen van hot fonds dit toelaten of als de stijging
van het kostenpeil hiertoe noopt (1953; 1 20 1954; 128 1955; 140$;
1956: 140 f 5 1957: 145 1" S 1958; 150 1°
De na-uitkering bedraagt maximaal 4 Z par jaar.
Het basisbedrag kan op verzoek van de gemeenteraad worden verhoogd in
verband met structurele wijzigingen van de gemoonte.
In verband met het tot stand komen van de kleutoronderwijswot en de rijks
bijdragen voor deze tak van onderwijs is met ingang van 1956 sen korting
toegepast op het basisbedrag der algemene uitkering.
2. Een belastinguitkering per inwoner. Het basisbedrag van deze uitkering is
afgeleid uit de opbrengst van do ondernemingsbelasting. Deze belasting is
afgeschaft, doch de gemeenten hebben na de afschaffing nog geduronde enkelo
jaren uitkeringen tor vervanging van de verloren gagane opbrengst van het
rijk ontvangen. Met ingang van 1955 vervielen ook deze vervangende uitke
ringen. Hiervoor in de plaats ontvingen de gemoonten de hoofdsommen van de
grondbelasting en de personele belasting. Het nadelige verschil tussen do
verloren gogane opbrengst van do ondernemingsbelasting en do opbrengst van
de hoofdsommen der grond- en personele belasting werd uitgedrukt in een
basisbedrag' per inwoner. Het basisbedrag is m.i.v. 1953 verhoogd in ver
band met de afschaffing van het schoolgeld voor het lager onderwijs. Ook
deze basisuitkering kan procentueel worden verhoogd, indien hiervoor mid
delen beschikbaar zijn.
De uitkeringspercentages bedragen afgerond:
1953; 106,2; 1954: 1 10,8; 1955: 1 13,7; 1956; 127,5; 1957; I43(voorl.);
1958143 voorl.
Do som van de basisbedragen van de algemene- en de belastinguitkering be
draagt ten minste f. 35,Ua de verlaging ï.v.m. de kleuterondarwi jswet, f .,34,,-
Het tarief der personele belasting is ingaande 1 januari 1954 aanmerkeiiJK
verlaagd. Tegenover de hieruit voortvloeiende verlaging van de opbrengst staat
een compensatie-uitkering van het rijk.
Met ingang van het belastingjaar 1956/1957 word het maximaal toegestane
aantal opcenten op de grondbelasting dat de gemeenten mogen heffen verlaagd
van 110 ongebouwd/190 gebouwd tot 30 ongebouwd/60 gebouwd. Ter vervanging van
de verloren gegane opbrengst ontvangen de gemeenten een compensatie-uitkering
van het rijk.
"Met"
Met ingang van 1959 zal een nieuwe regeling voor de financiële verhouding
gelden, waarover nog geen bijzonderheden bekend zijn.
Overzicht van la basisbedragen ior algemeuo-
en boles tin.'ui tkeri ng sedert 1953
1953
1954
1955
1956
1957
subj. verhoging
subj. verhoging
subj. vorhoging
korting kleuter
onderwijs
subj. verhoging
algemene uit
ering
33,07
33707
1,65
34,72
2,98
37/70
3,75
4Ï745
2,37
39708"
3,05
42,13
1953
afsch. schoolgeld (4m)
1954
afsch. schoolgeld (8m)
bolastinguit-
kering
13,53
1,12
14,65
2,26
16,91