Artikel 17.
De in artikel 8, eerste lid, van de wet bedoelde nadere keuring vindt niet
plaats
(Deze tekst is bedoeld voor het geval, dat ontheffing is verleend van de
nadere keuring, bedoeld in artikel 8, eerste lid)
of
1. Behoudens het bepaalde in artikel 9 van de wet, is ieder, die vlees
(van buiten een der tot de vleeskeuringsdienst behorende gemeenten) in de
gemeente invoert, verplicht dit vlees zonder oponthoud langs de kortste
openbare weg te vervoeren naar de plaats, bedoeld in artikel 7, vierde lid.
2. Het is verboden vlees in of door te voeren op andere dagen of op andere
uren, dan die, waarop het bureau van de vleeskeuringsdienst is opengesteld.
3. Het in het tweede lid bedoelde verbod geldt niet voor:
£i. vlees, dat door middel van een openbaar middel van vervoer wordt door
gevoerd of ingevoerd, in welk laatste geval het vlees gedurende de tijd,
dat de invoer is verboden, niet uit de expeditieruimten van de vervoers
diensten mag worden weggevoerd, tenzij met vergunning van de directeur;
d vlees, als bedoeld in artikel 9 van de wet;
vlees, dat wordt vervoerd ter aflevering aan een destructor;
d_. vlees, dat is voorzien van het merk, bedoeld in artikel 38 van het be
sluit, van de gemeente
één der tot de vleeskeuringsdienst behorende gemeenten;
e_. vlees, dat de gemeente' rechtstreeks wordt doorgevoerd, indien ten ge-
noege van de ambtenaren, die met betrekking tot de wet opsporingsbe
voegdheid bezitten, kan worden aangetoond, dat het niet is bestemd voor
invoer in de gemeente;
f_. vlees, dat onder nader doop Burgemeester en Wethouders te stellen voor
waarden tijdelijk in een koel- of vriesinrichting in de gemeente wordt
opgeslagen.
4. Ieder, die overeenkomstig artikel 9 van de wet vlees invoert, moet zijn
voorzien van een schriftelijke opgave van de namen en adressen van de per
sonen, voor wie het vlees is bestemd en van de personen, door wie het vlees
is afgezonden en deze opgave op eerste vordering aan de ambtenaren, die
met betrekking tot de wet opsporingsbevoegdheid bezitten, tonen.
(Deze tekst is bedoeld voor het geval, dat geen ontheffing is verleend van
de nadere keuring, bedoeld in artikel 8, eerste lid).
Van gestorven en in nood gedode slachtdieren
Artikel 18.
De eigenaar of houder van een gestorven of in nood gedood slachtdier, die
de bedoeling heeft dit af to slachten of te doen afslachten, is verplicht
dit, met inachtneming van de bepalingen van de Veewet, uiterlijk binnen
vierentwintig uur na het waarnemen van de dood of na het doden, langs de
kortste openbare weg in een dicht transportmiddel, dan wel goed afgedekt,
te vervoeren of te doen vervoeren naars (voorbeelden: het slachthuis; de
noodslachtplaats van te
Van het vervoer van vlees
Artikel 19.
1. Het is verboden vleos in een stransportmiddol tc vervoeren anders dan:
a, in geheel gesloten wagens met deugdelijke luchtverversing;
_b. op open wagens of handkarren;
c_. in open of gesloten draagmiddelen.
2. De in het eerste lid, onder a, en 1>, bedoelde wagens on karren moeten
zijn voorzien van een goed aangesloten, gladde bodem, waarop een zindelijk
raamwerk van latten.
3. De vervoer- en draagmiddelen, bestemd voor vleesvervoermoeten zich
steeds in reine toestand bevinden.
4. Bij vervoer van vlees op de wijze, bedoeld in het eerste lid, onder b,
moet het geheel zijn bedekt met zindelijke, witte doeken en, voor zoveel
- nodig -
nodig, beschermd door waterdichte stof.
5. Bij vervoer van vlees op de wijze, bedoeld in het eerste lid, onder c_,
moet het zijn gewikkeld in zindelijk wit of kleurloos papier, waarvan de
zijde, welke met het vlees in aanraking komt, niet mag zijn bedrukt of be
schreven - of zijn gewikkeld in een andere zindelijke, witte stof.
Artikel 20.
1. Het vervoer van vlees zonder gebruikmaking van een transportmiddel moet
op zindelijke wijze geschieden.
2. Ieder, die vlees draagt, moet zijn gekleed in zindelijke bovenkleding;
de handen en onbedekte delen van de armen moeten eveneens zindelijk zijn.
3. Onverpakt vlees mag slechts dan op hoofd en schouders worden gedragen,
indien deze met een zindelijke doek of kap zo zijn bedekt, dat het vlees
niet rechtstreeks met die lichaamsdelen in aanraking kan komen,
Kennisgevingen betreffende inrichtingen
Artikel 21
1. Ieder, die de handel in of de verkoop van vlees en/of vleeswaren, dan
wel het bewaren van vlees en/of vleeswaren, als bedrijf uitoefent, is ver
plicht, tenminste 8 dagen v<5ór het tijdstip van ingebruikneming, wijziging
of opheffing van de voor de uitoefening van het bedrijf gebruikte lokali
teiten, daarvan schriftelijk kennis te geven aan de directeur onder opgave
van de plaats van vestiging of opheffing en bij wijziging onder opgave van
de aard der wijziging.
2. Ieder, die op het tijdstip van inwerkingtreden van deze verordening een
bedrijf, als bedoeld in het eerste lid, uitoefent, is gehouden binnen der
tig dagen na dat tijdstip daarvan schriftelijk kennis te geven aan de
directeur met opgave van de plaats van vestiging van het bedrijf en van de
lokaliteiten, waarin het wordt uitgeoefend,
3. Van de in het eerste of tweede lid bedoelde kennisgeving wordt door de
directeur eon schriftelijk bewijs verstrekt, dat op de eerste vordering
van een der ambtenaren, die met betrekking tot de wet opsporingsbevoegd
heid bezitten, moet worden getoond.
In voorraad hebben en verkoop van vlocs en vleeswaren
Artikel 22.
Hot is verboden:
a. vlees ten verkoop of ter aflevering voorhanden te hebben, anders dan
bij wege van bedrijf, elders dan in ruimten, welke voldoen aan de eisen,
krachtens artikel 19 va-n de wet gesteld;
jb, vlees ten toon te stollen elders dan in ruimten, welke voldoen aan de
eisen, krachtens artikel 19 van de v,ret gesteld, tenzij met toestemming
van Burgemeester en Wethouders;
c. vleeswaren, anders dun in luchtdicht gesloten, metalen of glazen voor-
werpen verpakt, ten toon te stellen of ten verkoop of ter aflvcring in
voorraad te hebben v<5i5r de huizen, op of aan de openbare weg, op mark
ten of tentoonstellingen, zonder vergunning van Burgemeester en Wet
houders of in strijd met de aan zodanige vergunning verbonden voorschrif
ten.
Slotbepaling
Artikel 23.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Vleeskeuringsverordening voor
de gemeente en treedt in werking met ingang van
(voorbedden: 16 februari 1953; He dag, volgende op die
van haar afkondiging), op welke datum vervalt de verordening betreffende
hetzelfde onderwerp, vastgesteld bij raadsbesluit van
(zoals deze laatstelijk is gewijzigd).