in bijna alle gevallen hun loon het maximum van loongroep 3 overtreft. Deze leden waren van oordeel, dat het aantal arbeidscontractantendat blijkens de in bijlage II opgenomen staat op 1 januari 1958 350 bedroeg, in verhouding tot de totale perso neelssterkte van 1145 personen, hoog is. Zij drongen er op aan, het aantal arbeidscontractanten zoveel mogelijk te verlagen door het aanstellen van ambtenaren in vaste dienst. In dit verband vroegen zij om overlegging van een opgavewaaruit blijkt, in welke functies de 350 arbeidscontractanten werkzaam zijn en tevens, hoe oud deze werknemers zijn en wanneer zij in dienst zijn getreden. Het aantal arbeidscontractanten wordt voor een belangrijk deel gevormd door de verpleegsters. Hiervan zijn momenteel 80 in gemeentedienst. In ver band met de veelal korte verbin tenis en voorts rekening houdende mei hun eigen verlangen, is aanstelling op arbeidscontract hier naar onze mening gemotiveerd. Voorts bevinden zich onder de arbeidscontractanten 60 werksters en 25 jeugdige krachten. Voor de werk sters houden wij als richtlijn aan, dat zij een vaste aanstelling kunnen krijgen, zodra zij 6 dienstjaren heb ben en een volledige dagtaak vervuiler.. De overige arbeidscontractanten zijn in dienst genomen met een proeftijd of bekleden geen volledige betrekking. Be leeftijd speelt bij een en ander een zeer ondergeschikte rol. Beperking van het aantal arbeidscontractanten heeft onze voortdurende aandacht. Een lid verklaarde zioh tegen de werkclassificatie en kondigde aan, hierover bij de openbare behandeling van de begroting het woord te zullen voeren. Een ander lid vestigde de aandacht van burgemeester en wethouders op de bezwaren, die verbonden zijn aan het stelsel van prestatieionen en merit- rating, omdat toepassing hiervan vaak leidt tot het uitkeren van de maximaal mogelijke lonen en aldus een verkapte loonsverhoging betekent. Zijn burge meester en wethouders van oordeel, zo vroeg dit lid, dat de voorgestane op lossing een reële kans op een loon- differentiatie biedt? Toepassing van een systematisch ge fundeerde prestatiebeloning zal onzes inziens leiden tot een verantwoorde differentiatie in de beloning. Gevaar voor een verkapte loonsver hoging zien wij hier niet in. Een lid vroeg om een overzicht van de bedrijven en diensten, waar de ar beidsanalist tot dusver werkzaamheden heeft verricht, alsmede een opgave van taken, waarmede hij bij deze diensten en bedrijven is belast ge weest. Kunnen burgemeester en wethouders ook iets mededelen over de bereikte resultaten? Voor een beantwoording van deze vraag mogen wij U verwijzen naar bij lage II. Enkele leden vroegen inlichtingen over het systeem, dat burgemeester en wethouders bij de beoordeling van subsidieaanvragen hanteren. Zij zouden het op prijs stellen te vernemen, of hierbij vaste normen worden aangelegd en zo ja, ten aanzien van welke ge subsidieerde instellingen van deze normen tot dusver gebruik is gemaakt. In dit verband opperde een lid het denkbeeld, een oommissie uit de raad voor de bestudering van het subsidie- vraagstuk in te stellen. Deze commis sie zou zich bezig kunnen houden met het zoeken naar een systeem, waardoor meer eenheid en een rechtvaardiger verdeling van de voor subsidiëring beschikbare middelen wordt verkregen. De grondslagen van het bij de sub sidiëring gevoerde beleid in het alge meen, dus los van de bestedingsbeper king en van de ook overigens met het oog op de begrotingspositie nodige be perking, zijn zeer moeilijk te onder kennen. Dit is een gevolg van de vrijwel onbeperkte verscheidenheid in aard en karakter der te subsidiëren instel lingen en de door deze organen gediende belangen, waardoor het niet mogelijk is daarvoor algemeen geldende grondslagen aan te geven. Niet alleen wordt op de prestaties van de instellingen gelet, doch ook op haar belang voor de gemeente, terwijl de financiële positie mede bepalend is. Er wordt naar gestreefd, dat het ge meentelijk subsidie zoveel mogelijk het karakter heeft en blijft behouden van aanvullende bijstand. Teneinde de objectiviteit te be vorderen, streven wij er naar instel lingen, die op een gelijk vlak werk zaam zijn, naar eenzelfde norm te sub sidiëren. Voorts wordt een normering toegepast voor de instellingen, waarvan het kostenverloopgegeven de omvang rijke subsidie, die uit de gemeentekas wordt genoten, voor de gemeente van belang wordt geacht. Niet alle voorgestane normeringen zijn gereed. Hieraan wordt echter ge werkt. Op bijlage III treft U een over zicht aan van die instellingen, waar voor reeds normeringen worden toegepast, zomede van de sleutels, die hierbij worden gehanteerd. Het subsidie-vraagstuk achten wij te technisch van aard om hiervoor een raadscommissie in te stellen. Enkele leden vroegen om inlich tingen over de stand van zaken met betrekking tot het plan voor de cen trale riolering. Hoe staat het met het in uitzicht gestelde R.I.Z.A.-rap port? Naar hun mening zou het aanbe veling verdienen, dat over dit veel omvattende onderwerp, wellicht infor meel, bijv. door de directeur der Openbare Werken, voorlichting wordt gegeven, waarbij ook aan de financi ële zijde van het probleem aandacht wordt geschonken. Hebben burgemeester en wethouders, zo werd gevraagd, al een plan voor de wijze, waarop de uit dit zeer grote project voortvloeiende lasten zullen Het plan voor de aanleg van een centrale riolering is in hoofdlijnen in ontwerp gereed. Over enkele punten, o.a. betrekking hebbende op de over- stortingen bij de nooduitlaten en de afvoer van het afvalwater van industrie- en, wordt nog overleg met het R.I.Z.A. gepleegd. Het ligt in de bedoeling, dat het R.I.Z.A.aan de hand van het ontworpen rioleringsplan,de opzet van de rioolwaterzuiveringsinstallatie zal maken, welke opzet zal worden uit gewerkt door het Ingenieursbureau Op ten lïoort-Bli jdenstein. Bij de gegeven stand van zaken be schikken wij nog niet over voldoende gegevens om U een overzicht te kunnen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1958 | | pagina 87