Het krachtens artikel 55 bis der Lager-onderwijswet 1920 beschikbaar ge
stelde bedrag is voor het jaar 1957 vastgesteld op f 46,67 voor het gewoon
lager, op 63,28 voor het voortgezet gewoon lager, op 55>79 voor het uitge-
breid lager onderwijs en op 51,46 voor het uitgebreid lager onderwijs, zonder
de kosten van instandhouding.
Het gemiddeld aantal leerlingen voor het openbaar gewoon, voortgezet gewoon
en uitgebreid lager onderwijs heeft over 1957 bedragen respectievelijk 52872/3,
5722/3 en 1071.
Krachtens het 2e lid van artikel 55 ter der wet moeten door de gemeenteraad
voor het tijdvak 1953 tot en met 1957 eveneens voorlopig worden vastgesteld:
le. het totaal van de uitgaven, bedoeld onder a van het eerste lid van genoemd
artikel;
2e. het totaal van de bedragen, bedoeld onder b;
3e. indien het onder le bedoelde bedrag dat onder 2e overschrijdt, het bedrag der
overschrijding per leerling.
Indien bij het openbaar onderwijs een overschrijding heeft plaats gehad,
zal ingevolge het 4e lid van artikel 101 de exploitatievergoeding per leerling
voor de bijzondere scholen, over het daarvoor in aanmerking komende kalender
jaar, met eenzelfde bedrag per leerling worden verhoogd.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten over
eenkomstig het hierna volgende ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester,
de Jong, Secretaris.
Verzonden, 21 januari 1959.
No. 472.
D3 RAAD D3R G3M33NT3 L33UWARD3N
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 januari 1959
(bijlage no, 13);
B 3 S L U I T
Ia. het bedrag, dat de gemeente over 1957 voor het openbaar lager onderwijs
heeft uitgegeven, voorlopig vast te stellen op f. 230.539,46 voor het
gewoon lager onderwijs, op f. 36.538,75 voor het voortgezet gewoon lager
onderwijs, op f. 57.320,74 voor het uitgebreid lager onder vijs en op
f. 52.497,25 voor het uitgebreid lager onderwijs, zonder de kosten van
ins tandhouding
b. het bedrag, dat overeenkomstig het krachtens artikel 55 bis per leerling
bepaalde bedrag, in verband met het gemiddelde aantal leerlingen der
scholen, over 1957 beschikbaar is gesteld voor de sub a bedoelde uitgaven,
voorlopig vast te stellen op:
5287 2/3 x f. 46,67 f. 246.775,40 voor het gewoon lager onderwijs;
572 2/3 x f. 63,28 f. 36.238,35 voor het voortgezet gewoon lager on
derwijs
1071 x f. 55,79 f. 59.751,09 voor het uitgebreid lager onderwijs;
1071 x f. 51,46 f. 55.113,66 voor het uitgebreid lager onderwijs zonder
de kosten van instandhouding;
c. het verschil tussen de sub a en b bedoelde bedragen voorlopig vast te
stellen als volgt:
het bedrag sub a voor het gewoon lager onderwijs is f. 16.235,94 minder
dan het bedrag sub b voor dat onderwijs;
het bedrag sub a voor het voortgezet gewoon lager onderwijs is f. 300,40
meer dan het bedrag sub b voor dat onderwijs;
het bedrag sub a voor het uitgebreid lager onderwijs is f. 2.430,35 minder
dan het bedrag sub b voor dat onderwijs;
het bedrag sub a voor het uitgebreid lager onderwijs, zonder de kosten
van instandhouding, is f. 2.616,41 minder dan het bedrag sub b voor dat
onderwijs
IIa.de totalen van de in artikel 55 ter, eerste lid, sub a, b en c bedoelde
bedragen over de jaren 1953 tot en met 1957 voorlopig vast te stellen
als in de hierbijgaande staat is aangegeven;
b.de overschrijding per leerling over de jaren 1953 tot en met 1957 vast
te stellen:
voor het gewoon lager onderwijs op f» 23.612,10 (26173 s 5) f- 4,51;
voor het voortgezet gewoon lager onderwijs op f. 12.659,96 (2783 5)=
f. 22,74;
voor het uitgebreid lager onderwijs op f. 4.254,28 (4912 2/3 5)
f. 4,33;
voor het uitgebreid lager onderwijs zonder de kosten van instandhouding
op f. 2.830,32 (4912 2/3 5) f. 2,88.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.