Uitkeren vergoedingen aan pachter boerderij 't Heechterp.
Bijlage no. 121. Leeuwarden, 15 april 1959-
Aan de Gemeenteraad.
Bij de aankoop door de gemeente van de boerderij 't Heechterp is overeen
gekomen, dat de gemeente de beschikking over de landerijen zou krijgen op
5 maart 1958 en dat de opstallen op 12 mei 1958 ter beschikking van de gemeente
zouden worden gesteld. Zulks heeft ook inderdaad plaats gehad.
De boerderij was aan het einde van 1951 voor onbepaalde tijd verpacht aan
de heer Minze J. de Jong, alhier. Ingevolge artikel 10 van het Pachtbesluit
19^1 diende deze pachtovereenkomst geacht te worden te zijn aangegaan voor de
tijd van 12 jaren en te eindigen op 12 mei 19?'4
In verband met het vorenstaande is bij de aankoop van de boerderij over
eengekomen, dat de gemeente met de pachter van het door haar gekochte een rege
ling zal dienen te treffen omtrent het toekennen van een vergoeding aan de
pachter wegens het voortijdig uit de pacht nemen van het gekochte, in overeen
stemming met de terzake bestaande regelingen. Tenzij de betrokken partijen
hieromtrent in onderling overleg tot overeenstemming wensen te geraken, zal
deze vergoeding op voor partijen bindende wijze worden vastgesteld door de
rijksconsulent voor grond- en pachtzaken te Leeuwarden, doende de pachter onder
dit beding afstand van zijn pachtrechten
Het bleek ons, dat de pachter prijs stelde op een vaststelling van de door
de gemeente verschuldigde vergoeding door de genoemde rijksconsulent. Wij heb
ben aan deze laatste daarom destijds verzocht hiertoe het nodige te verrichten.
Het rapport van genoemde rijksconsulent hebben wij kortgeleden ontvangen. Daar
uit blijkt, dat de door de gemeente verschuldigde schadevergoeding dient te
worden gesteld op in totaal 27.151,92. Voor het verkrijgen van een overzicht
van de berekening van dit bedrag mogen wij U verwijzen naar het bij de stukken
voor U ter inzage gelegde rapport, waaruit tevens blijkt, dat de hogere inkom
stenbelasting, welke de uitkering van deze schadeloosstelling ineens voor de
pachter tot gevolg zal hebben, voor rekening van de gemeente Leeuwarden komt.
De hieruit voor de gemeente voortvloeiende lasten kunnen thans nog niet worden
geraamd.
Zoals wij reeds in ons voorstel van 17 april 1958 (bijlage no. 85) tot
aankoop van de boerderij 't Heechterp hebben vermeld, zal de gemeente verder
nog een nader te bepalen bedrag moeten betalen voor het overnemen in eigendom
van een aantal op de boerderij aanwezige goederen, welke de pachter zogenaamd
op taxatie op het gepachte bezit. Dit betreft hekken, stekken, dammen, draineer-
buizen, pompen, duikers, schuttingen, alsmede een door de pachter aangebrachte
autobox, een hooizolder, 2 beton-silo's en een w.c. met douchecel. In de koop
overeenkomst is bepaald, dat deze zaken bij het einde van de pacht van de pachter
dienen te worden overgenomen op taxatie van twee, wederzijds een te benoemen en
te belonen, deskundigen. Van de zijde van de gemeente werd als deskundige aan
gewezen de heer A.H. Visser, te Hompens, terwijl de pachter do heer H. Julianus,
te Marssum, alszodanig heeft aangewezen. Uit het door genoemde deskundigen uit
gebrachte rapport, dat bij de stukken voor U ter inzage is gelegd, blijkt, dat
de waarde van de door de gemeente overgenomen goederen wordt geschat op
4.269,--.
Op grond van het vorenstaande zal de gemeente derhalve een bedrag van in
totaal f 31.420,92 aan de heer M.J. de Jong, voorheen pachter van de boerderij
't Heechterp, moeten uitkeren. Dit bedrag kan op de waarde van de in het grond
bedrijf ingebrachte terreinen worden bijgeschreven.
"Onder"