11520.
DE RAAD DER GEI.ISE1ÏIE LEEUY7ARDEN
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 septem-
1959 (bijlage no. 268);
BESLUIT:
het gestelde onder I, e, van zijn besluit van 28 januari 1959) no.
842) in te trekken;
aan te kopen van V/. Lluisor, Roakeslaan no. 1 f, alhier, het perceel
met opstal, plaatselijk gemerkt Romkeslaan no. 36, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie G, no. 3383, groot 37 ca, voor een koop
som van 500,zulks onder de volgende voorwaarden:
1de grond vrordt overgedragen net alles, wat daarop of daarin aan
wezig is en met alle daarop rustende erfdienstbaarheden en lasten
en daaraan verbonden rechten, doch vrij van hypotheek;
2. de levering geschiedt op de dag van het verlijden van de akte van
overdracht
3. vanaf de dag van levering komen alle zakelijke lasten en belas
tingen, welke van het over te dragen perceel met opstal geheven
worden, voor rekening van de koopster;
4. de verkoper is tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot die,
welker uitsluiting de wet niet toestaat;
5. partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbin
ding, als bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het burger
lijk wetboek;
6. de kosten van overdracht komen voor rekening van de gemeente
Leeuwarden
het onder II bedoelde perceel onder te brengen in het woningbedrijf
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Medewerking ex artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920 voor de stichting van een
R.K. school voor g.l.o. in het oostelijk stadsdeel.
Bijlage no. 269. Leeuwarden, 10 september 1959.
Aan de Gemeenteraad.
Het bestuur der R.K. Schoolvereniging alhier verzoekt bij schrijven d.d.
27 juni 1959 op grond van het bepaalde in artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920
gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen voor de stichting van een school
voor gewoon lager onderwijs in het oostelijk stadsdeel.
Uit de overgelegde leerlingenlijsten met ouderverklaringen blijkt, dat de
nieuw te stichten school door 114 leerlingen zal worden bezocht, terwijl het
ingevolge artikel 73, le lid, letter a van de Wet vereiste minimum aantal 100
bedraagt
Op grond van artikel 73, 4e lid, mogen, behalve in gevallen waarin aanzien
lijke toeneming of belangrijke verplaatsing der bevolking in enig deel der gemeente
of andere gewichtige omstandigheden tot schoolstichting aanleiding geven, onder
het aantal leerlingen, blijkende uit de hierboven bedoelde ouderverklaringen,
niet worden meegerekend:
a. leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige openbare school zouden
verlaten, zonder deze op het tijdstip, waarop de verklaring wordt overgelegd,
gedurende ten minste zes maanden te hebben bezocht, terwijl zij tevoren ge
plaatst waren op een gelijksoortige bijzondere school, welke door hen is
verlaten, ofschoon zij zijn blijven wonen binnen een afstand van 4 km van die
school;
b. leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school zouden
verlaten, doch voor wie in die school in het voor hen bestemde lckaal plaats
ruimte beschikbaar zou blijven, tenzij de woning dier leerlingen meer dan 4 km
van de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school verwijderd is en zij
op het tijdstip, waarop de verklaring wordt overgelegd, de door hen te verla
ten school reeds gedurende ten minste zes maanden hebben bezocht.
Van de hierboven bedoelde 114 leerlingen waren 74 op het tijdstip van indie
ning der aanvrage nog niet leerplichtig en bezochten dus geen gelijksoortige in
richting van onderwijs. Volgens de constante jurisprudentie bestaat er geen aan
leiding bij vaststelling van het vereiste aantal leerlingen, kinderen buiten aan
merking te laten, die leerplichtig worden in de tijd, gelegen tussen de indiening
van het verzoek en de vermoedelijke datum van net gereedkomen van de nieuwe school
Dat deze kinderen tijdelijk een andere school zullen gaan bezoeken, mag geen rol
spelen bij het beoordelen van het in de aanvrage vermelde aantal leerlingen.
Van de overige op de leerlingenlijst voorkomende leerlingen bezoeken 33 een
openbare school, 3 een Protestants Christelijke school, 1 de school voor ziekelijke
kinderen, 1 de openbare school voor debielen en 2 een R.K. school voor g.l.o.
Deze leerlingen bezochten bovenbedoelde scholen reeds langer dan 6 maanden en
mogen met uitzondering van de 5 leerlingen, die een gelijksoortige bijzondere
school bezoeken, waar plaatsruimte beschikbaar blijft, voor schoolstichting wopden
meegeteld.
Van de op de ouderverklaringen vermelde leerlingen moeten dus 109 worden
meegeteld, zodat,wat de onderhavige aanvrage betreft, aan het door de Wet ver
eiste aantal leerlingen is voldaan.
Ook de verder door artikel 73 der Lager-onderwijswet 1920 gevorderde stukken
zijn door het schoolbestuur overgelegd en door ons ln orde bevonden.
Er doet zich dan ook geen van de in artikel 75» 2e lid, der Wet genoemde
weigeringsgronden voor, zodat de gevraagde medewerking niet zal mogen worden ge
weigerd
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten overeen
komstig het hierna volgende ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
Verzonden 10 september 1959.
de Jong, Secretaris.