III. Voorts delen wij U mede, dat wij aan mej. R. Schippers, directrice van bovengenoemde school, verlof tot afwezigheid hebben verleend van 1 september 1959 tot maart i960, zulks ten behoeve van het maken van een studiereis naar de Verenigde Staten van Hoord-Amerika. Als gevolg van haar afwezigheid zullen enkele leerkrachten moeten worden aange steld voor het geven van een aantal lessen, welke niet door de reeds aan de school werkzame docenten kunnen worden waargenomen. De heer H. Bijlsma, conrector aan het openbaar lyceum te Heerenveen, heeft zich bereid verklaard drie wekelijkse lessen in de natuurkunde waar te nemen. Betrokkene is in het bezit van de wettelijk vereiste onderwijs bevoegdheid. I.Ie.j. IT.A. Kieft, wonende te Groningen zal 17 wekelijkse lessen in het Engels kunnen waarnemen. Zij is in het bezit van de akte A tot het geven van middelbaar schoolonderwijs in het Engels en derhalve nog niet in het bezit van de volledige middelbare onderwijs bevoegdheid. Blijkens de ingekomen adviezen kunnen de inspecteur van het gym nasiaal en middelbaar onderwijs in de 6e inspectie B en de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs zich verenigen met de benoe ming van de hierboven genoemde docenten. Tevens brengen wij nog onder Uw aandacht, dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bij brief van 19 september 1959, afdeling V.H.H.O., no. 12729, overeenkomstig artikel 27, 2e lid van de Middelbaar-ondcrwijswet machtiging heeft verleend voor de benoeming van de docenten, die niet in het bezit zijn van de wettelijk vereiste onderv/i j sbevoegdheid. Onder overlegging van de bijbehorende stukken stellen wij U daar om voor te benoemen aan de middelbare school en h.b.s. voor meisjes voor het geven van onderwijs in de onderscheidene leervakken, gerekend met ingang van 1 september 1959» tijdelijk en tot wederopzegging: a. tot het einde van de cursus 1959-1960 de onder I en II genoemde docenten; b. tot het tijdstip, waarop de directrice van genoemde school haar werkzaamheden zal hebben hervat, de onder III genoemde docenten. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Heulen, Burgemeester. de Jong, Secretaris. Verzonden 30 september 1959. Wijziging van de verordening ingevolge artikel 4 van de Winkelsluitingswet 1951/ Bijlage no. 277. Leeuwarden, 29 september 1959 Aan de Gemeenteraad. Op 1 april 1959 is in werking getreden de wet van 6 februari 1959, tot wijziging van de Winkelsluitingswet 1951- ïn verband hiermede is het nood zakelijk, dat de gemeentelijke verordening, welke indertijd is vastgesteld ter uitvoering van artikel 4 van die wet en welke de verplichte halvedag- sluiting regelt, op enkele punten wordt gewijzigd en aangevuld. Burgemeester en wethouders hebben onze oommissie verzocht daartoe het nodige te verrich ten. Deze wijzigingen zijn hoofdzakelijk van redactioneel-technische aard en houden enerzijds verband met de wijziging van enkele definities in de wot, anderzijds met de omstandigheid dat de voorheen in de wet vastgestelde uit zonderingen op de verplichte sluiting in de weken, waarin de erkende Chris telijke feestdagen, 5 december of een nationale feestdag vallen, thans niet meer in de wet zijn opgenomen. Dit is gebeurd op aandrang van de vaste com missie voor de middenstand uit de Tweede Kamer. Hierdoor is het mogelijk ge worden, dat de gemeenteraden de halvedagsluiting, geheel bij verordening regelen, ook wat botreft de te stellen uitzonderingen, waarbij rekening kan worden gehouden met de plaatselijke omstandigheden. Door het vervallen van artikel 4» tweede lid (oud) der wet is in feite een vacuum ontstaan met betrekking tot de vrijstelling van de sluitings plicht op de in dat artikel genoemde dagen. Omdat de plaatselijke midden stand in het verleden van deze vrijstellingsmogelijkheid steeds gebruik heeft gemaakt, is het gewenst in deze lacune te voorzien, hetgeen kan ge schieden door in do bestaande verordening op de halvedagsluiting een niouw artikel (5) op te nemen. Dit artikel houdt in zoverre nog een verbetering in, dat de winkeliers hun zaken voortaan goopend mogen houden op de dagen, voor afgaande aan een feestdag, zulks in tegenstelling tot de thans vervallen regeling, volgens welke de sluitingsplioht niet gold voor de dagen, vallende in dezelfde week als een feestdag, hetgeen in sommige gevallen, zoals mot Pasen en Pinksteren, betekent, dat de winkels op een dag na die feestdagen niet behoeven te worden gesloten. Gebleken is namelijk, dat de middenstand de thans voorgestelde regeling prefereert boven de oude, aangezien juist op de onmiddellijk aan een dergelijke feestdag voorafgaande dagen doorgaans een verhoging van de omzet is waar te nemen. Voorts wordt het gewenst geacht in de verordening tevens een vrijstel ling op te nemen van het verbod tot openstelling van sigarenwinkels op de woensdagmiddagen, waarop de halfjaarlijkse stierenkeuringen plegen te worden gehouden. Het nemen van incidentele besluiten daartoe door de raad, op grond van artikel 11, eerste lid, der wet, golijk in het verleden meermalen ge schiedde, zal dan niet meer nodig zijn. Wij achten het eveneens van belang, dat nog een bepaling wordt opgenomen, waarbij aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend om in bi.izondere gevallen ontheffing te verionen van de openstellingsverboden. Hierbij dient gedacht te worden aan niot regelmatig terugkerende hoogtij dagen, zoals de onlangs gehouden jubiloumkeuringen van het Friesch Eundvce Stamboek, feestweken en dergelijke. Vóór de laatste wetswijziging kon hiorin worden voorzien door toepassing van hot reeds eerder vermelde artikel 11 der wet, doch bij deze wijziging is de mogelijkheid tot ontheffing juist ten aanzien van de halvedagsluiting uit dit artikel geschrapt. Blijkens de memorie van toelichting zat daarbij de bedoeling voor, dat de gemeentebesturen des gewenst zelve do nodige ontheffingsbevoegdheden opnemen in de plaatselijke verordening.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1959 | | pagina 403