Delegatie.
Artikel 14
Ingevolge het bepaalde bij artikel 301 van de Gemeentewet treedt voor de
toepassing van de artikelen 297 en 299 dier wet in de plaats van de gemeen
teraad, van Burgemeester en Wethouders en van de Burgemeester, de Contro
leur der Gemeentebelastingen.
Invordering.
Artikel 13
De Gemeente-ontvanger zenit binnen veertien dagen na ontvangst van een
kohier, als bedoeld in artikel 10, aan iedere aangeslagene een gedagtekend
aanslagbiljet, waarvan het model door de Controleur der Gemeentebelastingen
wordt vastgesteld.
Artikel 16
De belasting is verschuldigd in één termijn, vervallende op de laatste
dag van de maand, volgende op die van de dagtekening van het aanslagbiljet.
Artikel 17
1In geval van niet- of niettijdige betaling van de belasting geschiedt
de invordering overeenkomstig het gestelde in de artikelen 291 tot en
met 295 van de Gemeentewat.
2. De belasting is dadelijk en geheel invorderbaar, indien de belasting
schuldige in staat van faillissement is verklaard, op zijn roerende of
onroerende goederen executoriaal beslag is gelegd, alsmede wanneer blijkt
dat de belastingschuldige Nederland metterwoon zal verlaten.
Strafbepaling.
Artikel 18
Niet- of' niet behoorlijke vervulling van de formaliteiten, die tot richtige
heffing van deze belasting in deze verordening worden gevorderd, wordt ge
straft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten
hoogste driehonderd gulden.
Slotbepaling.
Artikel 19
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1960. Op dat tijdstip ver
valt de verordening tot heffing van een belasting op het houden van honden,
vastgesteld bij raadsbesluit van 8 oktober 1947 (Gemeenteblad 1948, no. 1),
goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 november 1947, no. 65. met dien
verstande, dat zij van kracht blijft over belastingjaren welke vóór 1
januari i960 zijn geëindigd.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Uitbreiding leerplan Hogere Technische School met een chemisoh-techno-
logische afdeling.
Bijlage no. 323- Leeuwarden, 23 november 1959-
Aan de Gemeenteraad.
Het bestuur van de Vereniging voor Middelbaar Technisch en Ambachts-
onderwijs, alhier, verzoekt Uw Raad bij brief van 6 augustus 1939 een be
sluit te nemen, waarbij de uitbreiding van het leerplan van de onder zijn
bestuur staande Hogere Technische School, alhier, mot een chemisch-techno
logische afdeling nodig wordt geoordeeld.
Het verzoek wordt gedaan ingevolge lid 6 juncto lid 2 van artikel 25
der Nijverheidsonderwijswet, waarin wordt bepaald, dat slechts subsidie
uit de openbare kas kan worden verleend, indien de Raad der gemeente, waar
de school is gevestigd, voor zoveel mogelijk de betrokken organisaties van
patroons en werklieden gehoord, de uitbreiding van het leerplan der school
nodig heeft geoordeeld en de Kroon daarna de uitbreiding heeft goedgekeurd.
Blijkens een door het Economisch Technologisch Instituut voor Fries
land uitgebracht rapport, dat bij de stukken voor U ter inzage is gelegd,
is het, gezien de ontwikkeling van de chemische industrie hier te lande
met het oog op de beroepskeuzemogelijkheden voor de jeugd in Friesland,
van belang, dat deze afdeling tot stand komt.
Van een aantal organisaties van werkgevers en werknemers zijn
adhesiebetuigingen ontvangen, v/elke eveneens bij de stukken voor U ter in
zage zijn gelegd.
Van de aan deze uitbreiding verbonden kosten komt 25/° ten laste van
de gemeente, in welke kosten de z.g. buitengemeenten een bijdrage ver
schuldigd zijn. Yvij merken hierbij echter op, dat bij de Tweede Kamer der
Staten-Generaal is ingediend een wetsontwerp tot regeling van de financi
ële verhouding tussen het Rijk en de Gemeente voor 1959 en volgende jaren,
waarin een afzonderlijke vergoedingsregeling voor de kosten van het nijver
heidsonderwijs is opgenomen. Hierin wordt voorgesteld jaarlijks aan elke
gemeente ten laste van s Rijks kas een uitkering te doen, gelijk aan het
voor rekening van de gemeente komende gedeelte van de netto-kosten van het
nijverheidsonderwijs. Indien dit ontwerp wet wordt zullen dus aan de be
oogde uitbreiding van het leerplan van de Hogere Technische School voor de
gemeente geen kosten zijn verbonden.
Afgezien hiervan achten wij op grond van de hierboven aangehaalde mo
tieven vorenbedoelde opleiding van belang voor deze gemeente. Wij zijn dan
ook van mening, dat er voldoende termen aanwezig zijn voor inwilliging van
het verzoek.
Onder overlegging van de betreffende stukken geven wij U mitsdien in
overweging te besluiten overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden 2 december 1959*