No. 15861. D3 RAAD DDR GEMEENTE LEEUWARDEN; Golozen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 decem ber 1959 (bijlage no. 340); BESLUIT: de VERORDENING openbaar lager onderwijs als volgt te wijzigen: Artikel 18 wordt gelezen: Do salarissen van do vakleerkrachten worden door Burgemeester en Wethouders vastgesteld overeenkomstig de daarvoor in het Bezoldigings besluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 opgenomen tabellen. Artikel 21, eerste lid, wordt gelezen: 1. Do vaststelling van do diensttijd van de vakleerkrachten vindt plaals overeenkomstig de bepalingen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948, geldende voor de onderwijzers bij het lager onderwijs De artikelen 20 en 30 vervallen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. Secretaris. Bestaande tekst. Nieuwe tekst. Artikelen 18 on 20 der Verordening' Behoudens hot bepaalde in arti kel 20 dezer Verordening bedraagt het salaris van do vakleerkrachten per jaar voor elk wekelijks lesuur van zestig minuten het aantal gul dens, hetwelk voor het door hem te onderwijzen vak is vermeld in de kolommen 3, 4 °n 5 van de hierna op genomen staat. Het salaris van de vakleerkrach ten, die niet in hot bezit zijn van de laagste bevoegdheid voor het val:, waarin zij les geven, bedraagt de in artikel 18 bedoelde beloning, ver minderd met 15 CA Gn afgerond naar boven op een volle gulden. Artikel 21, 1e lid, der Verordening: 1. Als diensttijd voor periodieke verhoging komt in aanmerking: a. de tijd als leerkracht in hot betreffende vak doorgebracht aan een inrichting van lagor-, middelbaar-, voorbereidend hoger- of nijverheidsonder wijs; b. de tijd, bodoeld bij artikel 1, paragraaf 1, hoofdstuk V van bijlage G van het Bezoldigings besluit Burgerlijke Rijksambte naren 1948. Artikel 18 der Verordening: De salarissen van do vakleerkrach ten worden door Burgemeester on Wet houders vastgesteld overeenkomstig de daarvoor in hot Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 opge nomen tabellen. Artikel 21, 1e lid, dor Verordening: 1. De vaststelling van de diensttijd van de vakleerkrachten vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948, geldende voor de onderwijzers bij het gewoon lager onderwijs. Bestaand artikol 30 der Verordening: 1. Zo spoedig mogelijk na het over lijden van do onderwijzer ont vangt zijn woduwe een bedrag, ge lijkstaand not de bezoldiging van de overledene ovor een tijdvak van 3 maanden. Laat de overledene goon weduwe na, dan geschiedt de uit kering ten behoeve van de minderja rige, wettigo, erkende natuurlijke en pleegkinderen van de onderwij zer. Ontbroken ook zodanige kin deren, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoove van deze betrekkingen. Bestaand artikel 3 var, hot Verlof- besluit lager onderwijs: 1. De bezoldiging van de onderwijzer wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van zijn ovorlijden. 2. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na hot ovorlijden van de onderwijzer of de gewezen onderv/ijzer, die wachtgeld genoot, wordt aan de v/eduwe of weduwnaar een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging, onderscheidenlijk het wachtgeld van de overledene, over een tijdvak van 3 maanden. Als maat staf bij de berekening van het in de vorige volzin bedooldo bedrag geldt de bezoldiging, onderscheiden lijk het v/achtgeld, dat do overledene op de dag van het ovorlijden genoot. »2 "3."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1959 | | pagina 487