Toezicht op hot onderwijs in de lichamelijke oefening. Bijlage no. 346 Leeuwarden, 17 december 1959. Aan de Gemeenteraad. Sedert 1 april 1958 is de behartiging van de bemoeienissen van deze gemeente met de lichamelijke oefening en de sport opgedragen aan een ge meentelijk inspecteur van de lichamelijke opvoeding. Het ingang van ge noemde datum werd door ons in deze functie benoemd de heer H.Kamphuis. Bij de instelling van de functie van inspecteur van de lichamelijke opvoeding heeft mede een rol gespeeld de behoefte aan toezicht op het on derwijs in de lichamelijke oefening op de scholen. Een opdracht tot het uitoefenen van dit toezicht kon echter niet onmiddellijk aan de betrokken functionaris worden verstrekt, aangezien hiervoor een besluit van Uw raad nodig is, terwijl wij het bovendien wenselijk achtten de ontwikkeling eni ge tijd af te wachten alvorens ons standpunt te bepalen ten aanzien van de vraag tot welke takken van onderwijs het toezicht zich zou moeten uit strekken. Wij menen, dat de behoefte aan toezicht op het onderwijs in de licha melijke oefening zich het sterkst doet gevoelen bij het lager onderwijs, het kleuteronderwijs en de gemeentelijke opleidingsschool voor kleuter leidsters. Voor het voorbereidend hoger- en middelbaar onderwijs spreekt de behoefte aan toezicht van gemeentewege minder sterk, terwijl bovendien de wettelijke regelingen voor deze takken van onderwijs niet uitdrukkelijk de mogelijkheid openlaten om gemeenteambtenaren met het toezicht te be lasten. Zowel de Lager-onderwijswet 1920 als de IQeuteronderwijswet bevatten de bepaling, onderscheidenlijk in de artikelen 1763 lid en 108, 3 lid, dat de gemeenteraad ter nadere verzekering van het plaatselijk toezicht ambtenaren kan aanstellen.Omtrent de taak van deze ambtenaren bepalen ge noemde wetten, dat zij Burgemeester en Wethouders bijstaan in de taak,wel ke met betrekking tot het lager onderwijs, respectievelijk kleuteronder wijs, aan het gemeentebestuur behoort. Bij de regeling van werkzaamheden van de ambtenaren, Welke zo nodig door Burgemeester en Wethouders kan ge schieden, moet worden in acht genomen, dat zij zich bij de vervulling van hun taak dienen te onthouden van handelingen, welke bij uitsluiting tot de bevoegdheden van het rijksschooltoezioht behoren. Het gemeentelijk toezicht op grond van de Lager-onderwijswet 1920 kan zioh tot alle soorten van lager onderwijs uitstrekken en omvat zowel de openbare als de bijzondere scholen. Het op de Kleutoronderwijswet steu nende plaatselijk toezicht omvat, behalve de openbare en bijzondere kleu terscholen, ook de inrichtingen tot opleiding van leidsters bij het kleu teronderwijs. Teneinde te waarborgen, dat het gemeentelijk toezicht ook inderdaad met vrucht kan worden uitgeoefend, is in beide wetten bepaald, dat voor de met het toezicht belaste ambtenaren alle betreffende scholen steeds toegankelijk moeten zijn en door het personeel alle verlangde in lichtingen moeten worden gegeven. Van deze verplichtingen zijn uitgezonderd de bijzondere opleidingsscholen voor kleuterleidsters; een overwegend be zwaar levert dit niet op, aangezien de gemeente met deze tak van onderwijs, vrijwel geen bemoeienis heeft. De regeling van de werkzaamheden van de met de uitoefening van het ge meentelijk toezicht op het onderwijs in de lichamelijke oefening belaste ambtenaar, zal, zoals reeds is opgemerkt, door ons college kunnen geschie den. Voor zoveel nodig zal daarbij, in aansluiting op het reeds gepleegde overleg, contact worden opgenomen met de desbetreffende rijksinspecteurs.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1959 | | pagina 502