No. 1778.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gezien het voorstel van de Commissie voor de Strafverordeningen van
10 februari 1959 (bijlage no. 46);
BESLUIT:
vast te stellen de volgende
VERORDENING ter uitvoering van de Destruc
tiewet.
Artikel 1
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
"destructiemateriaal"materiaal van dierlijke herkomst, bedoeld in artikel
2 van de Destructiewet
"vleeskeuringsdienst": de gemeentelijke keuringsdienst van slachtdieren en
van vlees;
"slachthuis": het openbaar slachthuis, gelegen aan de Snekertrekvreg 49;
"directeur": de directeur van hot slachthuis tevens keuringsdierenarts en
hoofd van de vleeskeuringsdienst of diens plaatsvervanger;
"noodslachtplaats"het daartoe ingerichte gedeelte van het perceel Greate
Buorren 6 te Wirdum;
"ondernemer": de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie vergunning, bedoeld
in artikel 5 der Destructiewet, is verleend en in wiens, krachtens artikel
10 dier wet, vastgestelde gebied de gemeente is gelegen;
"destructor": inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het do#r
verwerking onschadelijk maken van destructiemateriaalvoor welke aan de
ondernemer een 'vergunning, bedoeld in artikel 5 der Destructiewet is ver
leend
Artikel 2
1. De aangifte van bedorven of op andere wijze ondeugdelijk geworden vlees
of vleeswaren, voor zover dit destructiemateriaal niet reeds in het
slachthuis of de noodslachtplaats aanwezig is, geschiedt zo spoedig
mogelijk ten kantore van de vleeskeuringsdienst gedurende de tijd, dat
het kantoor voor het publiek geopend is. Bij de aangifte wordt opgegeven
de soort en de hoeveelheid, alsmede de plaats, waar het bedorvene of het
ondeugdelijk gewerdene zich bevindt. De eigenaar of houder ontvangt van
de aangifte een schriftelijk bewijs.
2. Voorts is de eigenaar of houder verplicht het ih het vorige lid bedoel
de destructiemateriaal zo spoedig mogelijk gedurende de tijd, dat het
kantoor van de vleeskeuringsdienst voor het publiek geopend is, zonder
oponthoud langs de kortste openbare weg to vervoeren naar het slachthuis.
Artikel 5
1. De aangifte van kennelijk niet voor menselijke consumptie geschikte af
vallen van wild en gevogelte, ontstaan in een inrichting, waar het
slachten van wild en'gevogelte als bedrijf wordt uitgeoefend, met uit
zondering van de afvallen, aan welke een andere nuttige bestemming wordt
gegeven, wordt geacht te zijn geschied door aanmelding van die inrich
ting bij de directeur.
2. De aangifte van hoornvlees, afkomstig van slachtdieren, voor zover het
niet ter plaatse, waar de slachting is verricht, van de huid is verwij
derd, ontstaan in een inrichting, waar het verhandelen, bewerken of ver
werken van huiden als bedrijf wordt uitgeoefend, wordt geacht te zijn
"geschied"