Concrete gegevens omtrent het aantal kinderen, dat voor het volgen van het bedoelde onderwijs in aanmerking komt zijn niet voorhanden. Slechts een algeneen onderzoek op de wijze als het Besluit buitengewoon lager onderwijs 1949 voorschrijft voor de selectie van leerlingen van scholen van deze soort zou hieromtrent betrouwbare gegevens kunnen ver schaffen, Een dergelijk onderzoek zou echter zeer kostbaar zijn en een omvangrijke en tijdrovende arbeid vergen. Indien voor het nemen van een beslissing omtrent het oprichten van een school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden de resultaten van een zodanig onderzoek zouden moeten worden afgewacht zou het gevaar bestaan, dat deze resultaten reeds niet meer actueel zouden zijn op het tijdstip, dat de school zou worden geopend. Hier komt nog bij, dat omtrent de wijze waarop de leerlingen moeten worden geselecteerd en omtrent de daarbij aan te leggen maatstaven de meningen niet onverdeeld zijn, zodat het niet denkbeeldig is, dat de uitkomsten van de leerlingenselectie na oprichting van de school niet in overeenstemming zouden zijn met die van een vooraf ingesteld algeneen onderzoek Lloet om vorenvernelde redenen naar onze mening reeds worden geoor» deeld, dat het nut van een dergelijk algemeen onderzoek niet tegen de daaraan verbonden kosten en moeite zou opwegen, wij achten daarenboven een zodanig onderzoek ook niet nodig. Uit elders met scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden opgedane ervaringen valt af te leiden dat bij een voedingsgebied van 5500 a 6000 leerlingen (van hot gewoon la ger onderwijs) reeds een school in stand kan worden gehouden. Een andere uit de praktijk afgeleide norm is, dat gemiddeld tenminste 1c/j van de leer lingen van het gewoon lager onderwijs voer plaatsing op een school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden in aanmerking komt. Wanneer in aanmerking wordt genomen, dat voor de instandhouding van een school van laatstgenoemde soort een aantal van tenminste 44 leerlingen is ver eist, dat de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs te Leeuwarden rond 4700 leerlingen tellen en dat deze vorm van buitengewoon lager onder wijs in Friesland nog niet voorkomt, waardoor een in deze gemeente op te richten school van dit type zonder twijfel een functie voor een zeer ruin gebied zou vervullen, behoeft naar onze mening aan de bestaansmogelijkheid van een dergelijke school niet te worden getwijfeld. Op grond van de hiervóór geschetste overwegingen zijn wij tot de overtuiging gekomen, dat er een zodanige behoefte aan de vestiging te Leeuwarden van een openbare school voor kinderen met leer- en opvoedings moeilijkheden bestaat, dat zo spoedig mogelijk tot stichting van een der gelijke onderwijsinrichting dient te worden overgegaan. Hetgeen in het vorenstaande is opgemerkt ten aanzien van het open baar onderwijs geldt in het algemeen eveneens met betrekking tot het bij zonder onderwijs op protestants-christelijke grondslag, dat, wat leerlin genaantallen e.d. betreft, in een vergelijkbare positie verkeert. Er zal dan ook, naast een openbare school, stellig plaats zijn voor een protes tants-christelijke school. Een aanvrage om medewerking voor de oprichting van een zodanige school is reeds bij Uw Raad ingediend en wij mogen in ail verband verwijzen naar ons in bijlage no.293 vervat advies. Indien Uw Raad besluit tot oprichting van een openbare school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden dient er naar onze mening naar te worden gestreefd de school per 1 september 1961 te openen. Voordien zullen echter nog verscheidene problemen tot een oplossing moe ten worden gebracht. Hieromtrent brengen wij het volgende onder Uw aan dacht 1 a. Een hoofd en enkele onderwijzers of onderwijzeressen zullen moeten worden benoemd, liet aantal bevoegde leerkrachten, dat ervaring heelt met het onderwijs aan kinderen net leer- en opvoedingsmoeilijkheden, is echter gering en het zal, vooral in de beginperiode, dan ook waar- l schijnlijk niet eenvoudig zijn voldoende bekwaam personeel aan te oreuH Voor de toekomst zou hier echter al veel gewonnen zijn, wanneer die leden van het onderwijzend personeel bij het gewoon- en buitenge woon lager onderwijs, die bijzondere belangstelling hebben voor het onderricht aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden zich door het volgen van een speciale opleiding in deze richting zouden gaan be kwamen, Een dergelijke opleiding wordt verzorgd door het Seminarium voor Orthopaedagogiek, uitgaande van de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs, en wórdt ten dele centraal te Utrecht en ten dele in enkele andere plaatsen gegeven. Eet -verheugt ons, dat de Fryske Akademy op ons verzoek bereid is gebleken met genoemde Stichting in overleg te treden over de mogelijkheid om de bedoelde opleiding, althans wat het basis gedeelte aangaat, ook te Leeuwarden te geven. Een dergelijke opleidings mogelijkheid alhier sou naar onze overtuiging de personeelsvoorziening van het buitengewoon onderwijs ten goede komen. b. Een bijzonder moeilijk punt bij scholen als de onderhavige vormt de selectie van de leerlingen. liet Besluit buitengewoon lager onderv.fijs 1949 schrijft hiertoe voor een onderzoek door een commissie, bestaande uit tenminste het hoofd van de school, een arts, die met het psychiatrisch onderzoek en een academisch gevormd psycholoog, die met het psycholo gisch onderzoek van kinderen vertrouwd is. Be gemeente zal zich dus van de medewerking van deze functionarissen moeten verzekeren. Ten aanzien van de psycholoog zal dit mogelijk zijn door, zolang het althans niet nodig blijkt over een volledige kracht te beschikken, gebruik te maken van de diensten van het Instituut voor de Geestelijke Gezondheidszorg in Friesland. Het zal voorts wellicht nodig zijn, dat de schoolartsen- dienst, mede met het oog op andere behoeften, wordt uitgebreid met een arts (voor halve dagen) met ervaring op het gebied van de kindergenees kunde c. Haast het onderwijzend personeel en de medewerkers van het selectieteam zal zich wellicht nog behoefte doen gevoelen aan de bijstand van ande re medewerkers zoals een schoolpedagoog, een schoolmaatschappelijk wer ker, een zgn. remedial teacher en een zgn. visiting teacher. Of en in welke omvang medewerking van deze hulpkrachten nodig zal zijn, valt thans nog niet met zekerheid vast te stellen. d. De school zal reeds bij de aanvang moeten kunnen beschikken over een viertal leslokalen en zo mogelijk een of twee vaklokalen, nieuwbouw zal uiteraard niet aanstonds mogelijk zijn en er zal dan ook aanvankelijk huisvesting moeten worden gezocht in een bestaand schoolgebouw. De moge lijkheden hiervoor kunnen thans nog niet ten volle worden overzien, doch wij menen te mogen vertrouwen, dat tijdig een passend onderdak kan \70rden gevonden. De uit de oprichting van een school voor kinderen met leer- en opvoe dingsmoeilijkheden voortvloeiende kosten kunnen thans nog niet met enige nauwkeurigheid worden geraamd. Daartoe zal eerst moeten vaststaan welke omvang de school krijgt, hoe de huisvesting wordt geregeld, welke medewer kers naast het onderwijzend personeel zullen moeten worden aangesteld enz.. Van de te naken kosten zullen naar mag worden aangenomen, die voor het onderwijzend personeel geheel voor rekening van het rijk komen. De overige personeelslasten en de materiële kosten zal de gemeente moeten dragen. Volgens het in behandeling zijnde wetsontwerp inzake de financiële verhou ding tussen rijk en gemeenten zullen de laatsten echter voor de kosten van het buitengewoon lager onderwijs een uitkering ontvangen, welke is geba seerd op de voor dit onderwijs gedane uitgaven in de jaren 1957» 1958 en 1959» Bij aanmerkelijke wijziging van de omstandigheden, zoals b.v. de op richting van een nieuwe school, kan de uitkering echter op een hoger bedrag worden vastgesteld. V/ij menen, dat bij stichting van een school voor kinde ren met leer- en opvoedingsmoeilijkheden derhalve op een verhoogde uitke ring voor het buitengewoon lager onderwijs mag worden gerekend en dat de "uit"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1960 | | pagina 505