van meubilair en leermiddelen in verband net de uitbreiding van het sa
tal leerlingen bij de aanvang van het schooljaar I96O/I96I lean de dei
tieve verdeling van genoemde stelpost over de onderwijsparagrafen worl
voltooid. Inmiddels is gebleken, dat enkele werken, waarvoor bij wijzi
ging no. 6 van de begroting een krediet beschikbaar was gesteld, noga
tot uitvoering kunnen konen. Daarom geven wij er de voorkeur aan ze vo
lopig af te voeren en in plaats daarvan andere urgente werken en aan
schaffingen te ramen. Een gespecificeerd overzicht van de oorspronkelil
en de gewijzigde ramingen ligt bij de stukken voor ter inzage. i.Iet i
eens af te schrijven investeringen is volgons de nieuwe raming een lei
van in totaal f 87.365»-- gemoeid, liet bij wijziging no. 6 geraamde be
drag van f 9.465,-- wegens kapitaalslasten terzake van enige in de looi
van langere perioden af te schrijven investeringen ondergaat geen wijs]
ging. Voor het verbeteren van het sanitair in de Perkschool wordt thani
nog een in 10 jaar af te schrijven krediet van f 15.500,-- geraamd.
Terzake van deze investering bedragen de kapitaalslasten naar raming!
afschrijving 10jj van f 15.500,-- f 1 .550,--
rente fy'f/o van f 1 5500. 350,
f 1.900,—
In totaal bedragen de kapitaalslasten voor de ten laste van diverj
onderwijsparagrafen geraamde kleine investeringen dus f 07.365,
f 9 >465,-- f 1.900,-- f 98.730, hetgeen ten opzichte var. de ree»
in de begroting geraamde kredieten eon stijging van f 5.730,beteierlB
Tegenover deze last staat een gelijke verlaging van het krediet op de
post "onvoorzien".
Onder mededeling, dat de financiële Commissie zich hiermede kar. ve®1
enigen stellen wij U voor de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1969
te wijzigen overeenkomstig het tor inzage -gelegde ontwerp-besluit.
uurgeneester en 'Jethouders van Leeurarifciï
A.A.1I. van der heulen, Durgeneestel
de Jong, Secretaris.
Verzonden 15 maart 1961.
Nota inzake de mogelijkheid tot stichting van een openluchtbad op het
Jacob Catsplein.
Bijlage no. 78. Leeuwarden, 14 maart 1961.
Aan de Gemeenteraad.
Tijdens de behandeling van ons voorstel inzake de vaststelling van
het uitbreidingsplan "Wilhelminabaan" in de vergadering van Uw Raad van
16 november i960 hebben wij U bij monde van de Wethouder van Openbare
Y-'erkcn de toezegging gedaan, dat wij de mogelijkheid van de stichting van
een openluchtbad op het Jacob Catsplein nog nader zouden onderzoeken en
het resultaat van dit onderzoek in een nota aan Uw Raad neer te leggen.
\7ij hebben inzake deze aangelegenheid de mening gevraagd van het
Adviesorgaan inzake bad- en zweminrichtingen van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten. Uit het schrijven van de genoemde vereniging van 20
december jl. hetwelk voor U bij de stukken ter inzage is gelegd, blijkt,
dat het adviesorgaan ons reeds eerder, zowel schriftelijk als mondeling
uitvoerig gemotiveerde standpunt ten aanzien van de stichting van een
openluchtzwembad op het Jacob Catsplein volkomen deelt en ons adviseert
aan de totstandkoming van een openlucht-zweminrichting op genoemd plein
geen medewerking te verlenen. Wij mogen U kortheidshalve naar dit schrij-
van ver-wijzen.
Aanvankelijk meenden wij te kunnen volstaan mot dit schrijven aan Uw
Raad over te leggen. De commissarissen en de directeur van de 1T.V. Leeu
warder Overdekt Zwembad hebben echter bij Gedeputeerde Staten tegen de
vaststelling van het uitbreidingsplan bezwaren ingediend. Naar ons is ge
bleken bestrijden zij in hun bezwaarschrift de mening van ons college en
van Uw Raad, dat de beschikbare ruimte van het Jacob Catsplein voor de
stichting van een openluchtbad niet voldoende is. Ter adstructie van
hun mening verwijzen zij daarbij naar het Sportfondsenbad in Rotterdam-
Noord. De beschikbare ruimte van dit bad, bestaande uit een openluchtbad
en een overdekte zweminrichting zou zelfs nog kleiner zijn en een opper
vlakte beslaan van 8000 m2Bovendien is dit bad geheel tussen de be
bouwing gelegd. Tevens merken zij in hun bezwaarschrift nogmaals op, dat
de door hen voorgestelde oplossing ook uit financieel oogpunt, zowel met
betrekking tot de investerings- ais tot de exploitatiekosten grote voor
delen biodt boven de stichting van een nieuw openluchtbad c.a., excen
trisch gelegen aan de periferie van de stad.
Aangezien appellanten in hun bezwaarschrift enkele nieuwe motieven
tegen ons standpunt hebben aangevoerd achten wij het gewenst hierop nog
nader in te gaan.
Het motief, dat in Rotterdam wel een openluchtbad c.a. binnen de
bebouwing wordt aangelegd, behoeft naar onze mening niet in te houden,
dat ook in Leeuwarden een dergelijke naar onze overtuiging ongewenste
situering moet -worden toegepast. Het openluchtbad van Rotterdam-Noord
wordt aan 3 zijden door hoge woongebouwen ingesloten, terwijl het van de
straat is gescheiden door het overdekte zwembad. Het is algemeen bekend
dat in een zweminrichting, vooral op drukke dagen veel lawaai wordt ge
produceerd en de omwonenden zullen hiervan ongetwijfeld de hinder «a
ondervinden. Ilcde met het oog hierop verdient het sterk aanbeveling om
openluchtbaden niet tussen de bebouwing, maar aan de periferie van de stad
te stichten. Indien men noodgedwongen al tot de aanleg van een openlucht
bad tussen de bebouwing moet overgaan, omdat anders de afstanden te groot
worden, zal men juist met dit lawaai ernstig rekening moeten houden en er
voor dienen te zorgen, dat de inrichting een ruime omgeving krijgt en
niet onmiddellijk aan de bebouwing grenst.
"Een"