2. Eigenaren en gebruikers van bouwwerken en erven, alsmede uitvoer
ders van werken zijn verplicht de onderzoekingen, bedoeld in het
eerste lid, te gedogen en de gevraagde gegevens te verstrekken
binnen een door Burgemeester en T/ethouders te bepalen termijn.
3. Het is verboden de afsluiting van een middel tot watervoorziening,
bedoeld in het eerste lid, te verbreken,"
Artikel 7 wordt gelezen als volgt:
"1Het oprichten van een gebouw mag alleen geschieden op een terrein,
grenzende aan een voor openbaar verkeer van rij- en voortuigen be
stemde verharde straat, die eigendom is van een publiekrechtelijke
corporatie of grenzende aan een terrein, waarop de aanleg van zoda
nige straat is verzekerd, een en ander voor zover voor dit terrein
en het op te richten gebouw een uitweg naar die straat bestaat en
dit terrein niet geheel of gedeeltelijk door een sloot of greppel
van de straat of van de aan te leggen straat gescheiden is.
2. Voor zover gelegen binnen een uitbreidingsplan in onderdelen dient
de straat te zijn voorzien van trottoirs, verlichting en riolering.
3. Indien de aanleg van de in het tweede lid bedoelde voorzieningen
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoende is gewaar
borgd of in verband net planologische, technische of onevenredig
zware financiële bezwaren niet of niet volledig kan worden verwezen
lijkt, kunnen Burgemeester en Wethouders daarvan gehele of gedeelte
lijke vrijstelling verlenen.
4. Voor gedeelten van de Gemeente, waarvoor geen uitbreidingsplan in
onderdelen is vastgesteld en waarop deze verordening van toepassing
is, kan van hot bepaalde in het eerste lid vrijstelling worden ver
leend, tenzij de situatie van het gebouw, gelet op de aard en de be
stemming daarvan, aanleiding kan geven tot misstanden, in het bij
zonder, wanneer het gebouw niet kan worden bereikt met de in de Ge
meente beschikbare brandblusmiddelen.
5. Andere sloten, dan bedoeld in het eerste lid, in of langs bouwter
reinen gelegen, moeten, alvorens een gebouw is voltooid, volgens
door Burgemeester en Wethouders te stellen eisen worden gedempt en,
zo nodig, gerioleerd.
6. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen, alsmede
ten aanzien van sloten in of langs terreinen, waarop slechts berg
plaatsen, werkplaatsen, hokken, privaten en dergelijke gebouwen zul
len worden opgericht, van het in dit artikel bepaalde vrijstelling
verlenen. Alsdan gelden de door hen te stellen nadere eisen."
Na artikel 7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt:
"Artikel 7a.
1. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en
Wethouders
a. een openbare straat aan te leggen;
b. op een bij de Gemeente in beheer zijnde openbare straat uit te
wegen of daarop werken, dienende tot uitweg, te maken of te heb
ben.
Gelijk verbod geldt ten aanzien van het verlongen of het verbroden
van bestaande straten of uitwegen.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder a, is niet van toepas
sing op straten, welke door een publiekrechtelijke corporatie ter
uitvoering van haar publieke taak worden aangelegd.
3. Uitwegen, waarvoor reeds vóór het inwerkingtreden van de bepaling
in het eerste lid onder b door het bevoegd gezag vergunning is ver
leend, worden beschouwd te zijn verleend bij zulk een vergunning.
"Degene"