4i
-4-
Artikel 6.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd omtrent de samenstelling en
de hoedanigheid van bouwwerken en hun onderdelen, de toestand van
privaten, rioleringen, beerputten en afwateringen en de beschikbaar
heid van water, al zodanige onderzoekingen te verrichten als voor
een juiste beoordeling noodzakelijk zijn; zij zijn mede bevoegd een
middel tot watervoorziening, dat niet voldoet aan de in deze veror
dening te dien aanzien gestelde eisen, blijvend of tijdelijk af te
sluiten.
digenaren en gebruikers van bouwwerken en erven, alsmede uitvoerders
van werken zijn verplicht de onderzoekingen, bedoeld in het eerste
lid, te gedogen en de gevraagde gegevens te verstrekken binnen een
door Burgemeester en Wethouders te bepalen termijn.
Het is verboden de afsluiting van een middel tot watervoorziening,
bedoeld in het eerste lid, te verbreken.
Hoofdstuk II.
yj
-
Sr
Voorschriften betreffende de openbare straten, de voor- en achter
gevelrooilijnen, de open erven, de plaatsing van gebouwen ten opzichte
van elkander en de hoogte van gebouwen.
Artikel 7
1Het oprichten van een gebouw nag alleen geschieden op een terrein,
grenzende aan een voor openbaar verkeer van rij- en voertuigen be
stemde verharde straat, die eigendom is van een publiekrechtelijke
corporatie of grenzende aan een terrein, waarop de aanleg van zoda
nige straat is verzekerd, een en ander voor zover voor dit terrein
en het op te richten gebouw een uitweg naar die straat bestaat en
dit terrein niet geheel of gedeeltelijk door een sloot of greppel
van de straat of van de aan te leggen straat gescheiden is.
2. Voor zover gelegen binnen een uitbreidingsplan in onderdelen dient
de straat te zijn voorzien van trottoirs, verlichting en riolering.
3. Indien de aanleg van de in het tweede lid bedoelde voorzieningen
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoende is gewaar
borgd of in verband met planologische, technische of onevenredig
zware financiële bez\waren niet of niet volledig kan worden verwezen
lijkt, kunnen Burgemeester en Wethouders daarvan gehele of gedeelte
lijke vrijstelling verlenen,
4. Voor gedeelten van de gemeente, waarvoor geen uitbreidingsplan in
onderdelen is vastgesteld en waarop deze verordening van toepassing
is, kan van het bepaalde in het eerste lid vrijstelling worden ver
leend, tenzij de situatie van het gebouw, gelet op de aard en de be
stemming daarvan, aanleiding kan geven tot misstanden, in het bij
zonder, wanneer het gebouw niet kan worden bereikt met de in de ge
meente beschikbare brandblusmiddolen.
5. Andere sloten, dan bedoeld in het eerste lid, in of langs bouwter
reinen gelegen, moeten, alvorens een gebouw is voltooid, volgens
door Burgemeester en Wethouders te stellen eisen worden gedempt en,
zo nodig, gerioleerd.
6. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen, alsmede
ten aanzien van sloten in of langs terreinen, waarop slechts berg
plaatsen, werkplaatsen, hokken, privaten en dergelijke gebouwen zul
len worden opgericht, van het in dit artikel bepaalde vrijstelling
verlenen. Alsdan gelden de door hen te stollen nadere eisen.