-5
Artikel 8.
1 Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en
Wethouders
a. een openbare straat aan te leggen;
b. op een bij de gemeente in beheer zijnde openbare straat uit te we
gen of daarop werken, dienende tot uitweg, te maken of te hebben;
Gelijk verbod geldt ten aanzien van het verlengen of het verbreden
van bestaande straten of uitwegen.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder a, is niet van toepas
sing op straten, welke door een publiekrechtelijke corporatie ter uit
voering van haar publieke taak worden aangelegd.
3. Uitwegen, waarvoor reeds vóór het inwerkingtreden van de bepaling
in het eerste lid onder b door het bevoegd gezag vergunning is ver
leend, worden beschouwd te zijn verleend bij zulk een vergunning.
Degene, die aantoont, dat hij reeds vóór het hiervoor bedoelde tijd
stip een burgerlijk reoht op do uitweg tegenover de gemeente had,
wordt geacht zulk een vergunning te hebben,
4. Tenzij bij het verlenen van de vergunning of bij het vestigen van het
recht hieromtrent andere bepalingen zijn gemaakt, worden de vergunnin
gen, bedoeld in het derde lid, geacht slechts te zijn verleend voor
een gebruik als plaats had voor het in dat lid bedoelde tijdstip.
Artikel 9-
1Het is verboden zodanig te bouwen, dat de afstand van de gevel tot de
as van de straat minder dan 2.50 m bedraagt.
2. Op de hoeken van straten moet, ter beoordeling van Burgemeester en
Wethouders, aan erven of gebouwen en terreinafscheidingen, een af
schuining of afronding worden gemaakt ter lengte van 2 m gemeten
langs de schuine lijn of langs de koorde van het cirkelsegment.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in dit artikel
vrijstelling verlenen. Alsdan gelden de door hen te stellen nadere
eisen.
Artikel 10.
Het is verboden deuren, ramen, luiken, zonneblinden, luifels, hekken
en dergelijke voorwerpen zo te maken, dat zij over de openbare straat
openslaan of zich over de openbare straat bevinden.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het eerste
lid vrijstelling te verlenen. Alsdan gelden de door hen te stellen
nadere eisen.
Artikel 11
Voorgevelrooilijnen en aohtergevelrooilijnen worden door of vanwege
Burgemeester en Wethouders aangewezen overeenkomstig de voorschriften,
door de Gemeenteraad vastgesteld.
Bij toepassing van de op voorgevelrooilijnen en achtergevelrooilij
nen betrekking hebbende bepalingen in deze verordening gelden slechts
de door of vanwege Burgemeester en Wethouders aangewezen lijnen.
"Artikel 12."