Artikel 26. 1, Een ruimte in een T/oning moet vanuit elke andere ruimte in dezelfde woning bereikbaar zijn zonder dat daarbij een ruimte behoeft te wor den betreden, die niet tot die woning behoort. 2. Een vertrek mag niet uitsluitend toegankelijk zijn uit een ander ver trek, tenzij dit laatste het hoofdwoonvertrek is, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b. Artikel 27. 1De vrije hoogte van vertrekken in een woning moet ten minste bedra gen! a. voor woonvertrekken, alsmede voor slaapvertrekken en keukens, ge legen in dezelfde bouwlaag als het woonvertrek! 2.50 m, met dien verstande, dat de bruto-verdiepinghoogte ten minste 2.00 m moet bedragen; b. voor andere dan de onder a bedoelde slaapvertrekken en keukens: 2.30 m, met dien verstande, dat de bruto-verdiepinghoogte ten minste 2.60 m moet bedragen; c. voor opkamers boven kelders en voor zoldervertrekken, begrensd door schuine dakvlakken: 2,20 m, 2. De voorgeschreven hoogten moeten ten minste aanwezig zijn over een oppervlakte, gelijk aan 4/5 gedeelte van de vloeroppervlakte van het vertrek, doch niet geringer dan de voorgeschreven minimale vloerop pervlakte van het vertrek. 3. De vrije hoogte wordt gemeten van de bovenkant van de afgewerkte vloer tot de onderzijde van het plafond of, indien geen plafond aan wezig is, tot 0,05 m onder de onderkant van de balklaag. De bruto- verdiepinghoogte vrordt gemeten tussen de onafgewerkte bovenopper- vlakte van de begrenzende vloeren. Voor de bepaling van de bruto-ver diepinghoogte van de bovenste bouwlaag geldt de bovenbegrenzing van die bouwlaag als begrenzende vloer, bedoeld in de vorige volzin, met dien verstande, dat de bovenbegrenzing wordt geacht van gelijke dikte te zijn als de vloer-plafondconstructiewelke die bouwlaag aan de onderzijde begrenst. 4. Voor de toepassing van dit artikel worden moerbalken niet als onder delen van de balklaag aangemerkt; de onderkant van moerbalken mag eohter niet lager liggen, dan 2,30 m boven de afgewerkte vloer in vertrekken, als bedoeld in het eerste lid, onder a, en 2,10 m boven de afgewerkte vloer in andere vertrekken. 5. De vertrekken moeten omsloten zijn door vertikaal opgaande wanden ter hoogte van ten minste 1.80 m, gemeten uit de bovenkant van de afgewerkte vloer. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ten aan zien van het bepaalde in de vorige volzin voor zoldervertrekken vrijstelling te verlenen, met dien verstande, dat de hoogte van de vertikaal opgaande wanden ten minste 1.- m moet bedragen, gemeten uit de bovenkant van de afgewerkte vloer. 6. Iladere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid: a, met betrekking tot woningen, welke om historisch-esthetische mo tieven moeten aansluiten bij het karakter van de naburige gebou wen; b. voor zover dit in verband met de eisen inzake raamoppervlalcte nodig is met het oog op een voldoende dagverlichting. "Artikel 28,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1961 | | pagina 391