-40- Artikel 93. 1. In gebouwen, waarin een gemeenschappelijk trappenhuis tot niet meer dan twee woningen per bouwlaag toegang geeft, moet elke schuilplaats een nooduitgang hebben, gelegen in een andere buitenmuur dan die, waarin de hoofdtoegang tot de schuilplaats is gelegen. 2. In gebouwen, waarin de woningen toegankelijk zijn vanaf een galerij of middengang, moet de schuilplaats één in. een buitenmuur gelogen nooduitgang hebben voor elke 33 personen, waarvoor zij met inacht neming van artikel 90 bestemd is. De nooduitgangen moeten zoveel mogelijk in verschillende buitenmuren zijn gelegen. 3. De nooduitgang moet bestaan uit een deur of een vast of beweegbaar raam. 4. Indien de in het vorige lid bedoelde deur van metaal is, moet deze evenals het raam, voorzien zijn van een glazen ruit van tenminste 0.50 m breedte en 0,60 m hoogte. Deze ruit mag niet van draadglas zijn vervaardigd, 5. Indien glasroeden in het glasoppervlak worden aangebracht, mogen deze niet van metaal zijn vervaardigd. Artikel 94- Voor toepassing van de artikelen 91, 92 en 93 worden schuilplaat sen, toegangen en nooduitgangen als -voldoende bereikbaar aangemerkt, wanneer zij bereikt kunnen 'worden door een wandgedeelte van 1.80 m hoogte en 0.90 m breedte, bestaande uit een in slappe zandrijke mortel gemetselde klampmuur, die niet dikker is dan 0.06 m dan wel door een gelijkwaardige constructie. Artikel 95. Aan elkaar grenzende schuilplaatsen moeten zoveel mogelijk met el kaar in verbinding staan, waarbij constructies overeenkomstig het vori ge artikel als een verbinding worden aangemerkt. Artikel 96. 1De gevelmuren van schuilplaatsen moeten massief zijn ter dikte van ten minste 0.30 m en vervaardigd van steenachtig materiaal, waaron der worden verstaan producten van gebakken klei, cementbeton, na tuursteen of mortel, waarbij de staalwapening, indien de construc tie deze bevat, geheel door mortel of cementbeton is omhuld, ter wijl de constructie geen organische stoffen bevat. 2. Het plafond van schuilplaatsen mag niet zijn voorzien van een be pleistering of andere bekleding. 3. In gebouwen, als bedoeld in het tweede lid van artikel 93, moeten in de schuilplaatsen massieve schermmuren ter dikte van ten minste 0,20 m en vervaardigd van steenachtig materiaal, als bedoeld in het eerste lid, zodanig zijn geplaatst, dat afdelingen -..-orden gevormd, welke overeenkomstig het gestelde in artikel 90 voor niot meer dan 50 personen behoeven te dienen. De schermmuren moge:., slechts worden onderbroken, voorzover het verkeer in de onderbouw dit vereist. "Artikel 97."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1961 | | pagina 417