mm
-44-
Artilcel 108.
1. Burgemeester en Wethouders kunnen eisen, dat ten dienste van elke
woning en van elke niet met een woning verband houdende geheel of
gedeeltelijk voor kantoordoeleinden dienende ruimte of combinatie
van ruimten, een doelmatig geplaatste brievengleufwelke voldoet
aan de eisen, gesteld in hot normaalblad HEM 1770, wordt aange
bracht.
2. Indien de brievengleuf niet uitkomt in een tot de woning of het
kantoor behorende ruimte, kunnen Burgemeester en Wethouders tevens
eisen, dat achter de gleuf een afsluitbare brievenbus wordt aange
bracht
Artikel 109.
1Bik woonvertrek moet voorzien zijn van oen of meer lichtramen of
glasdeuren, rechtstreeks net de buitenlucht in gemeenschap staande,
waarvan het oppervlak van het glas, met inbegrip van het oppervlak
der aanwezige glasroeden, ten mins.te 1/7 van het ka;:oroppervlak be
draagt.
2. Deze lichtramen moeten geheel of gedeeltelijk zodanig kunnen worden
geopend, dat de opening in do dag ten minste 0.25 m bedraagt,
5. Voor woningen, waarbij ten minste twee woonvertrekken aan het be
paalde in het eerste lid voldoen, kunnen Burgemeester en Wethouders
voor de overige vertrekken vrijstelling van het in dat lid bepaalde
verlenen. Alsdan gelden de door hen te stellen nadere eisen.
Artikel 110.
Vaste constructies voor het bevestigen van een hijstoestel in of
aan eon gebouw dienen bij voortduring in veilige en bedrijfszokere
staat te verkeren en behoorlijk bereikbaar te zijn.
Artikel 111.
1. Het is verboden op een perceel, dat bij het inwerkingtreden van de-
se verordening gedeeltelijk bebouwd was, zodanig te houwen, dat daar
door eon toestand, die in strijd is met liet be: co.ldc bij artikel 16,
eerste en tweede lid, ontstaat of slechter wordt.
2. Van het bepaalde in dit artikel kunnen Burgemeester en Wethouders
vrijstelling verlenen. Alsdan gelden de door hen te stellen nadere
eisen.
Artikel 112.
1. Iedere eigenaar van aan de openbare straat gelegen erven, niet be
doeld in het tweede lid van dit artikel, is verplicht doze daarvan
af te scheiden op door Burgemeester en Wethouders goed te keuren
wijze.
2. De bij gebouwen behorende onbebouwde oppervlakte, gelegen aan de
openbare straat en van de openbare straat af zichtbaar, moet hetzij
als tuin of als grasveld worden aangelegd en onderhouden, en dan op
door Burgemeester en Wethouders goed te keuren wijze van de openbare
"straat"