-45- straat worden afgescheiden, hetzij worden bestraat of verhard en onderhouden, één en ander ten genoegen van Burgemeester en Wethou ders 5. Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in dit artikel vrijstelling verlenen. Alsdan gelden de door hen te stellen nadere eisen. Artikel 115 Het is de eigenaar van een gebouw of van een erfafscheiding of van een erf verboden daarvóór een stoep te hebben, welke in hoogteligging verschilt met de aanliggende openbare straat, in strijd met een tot hem gerichte schriftelijke aanmaning van Burgemeester en Wethouders, waar bij hem is gelast om binnen een in die aanmaning genoemd tijdstip, het welk niet vroeger wordt gesteld dan 45 dagen, nadat de uitreiking daar van heeft plaats gehad, deze stoep op gelijke hoogte te leggen als de straat. Artikel 114. 1 Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een antenne op te richten, te plaatsen of te hebben. 2. Bij het verzoekschrift om vergunning dient een tekening in drievoud te worden, overgelegd, waaruit de plaats waar de antenne zal worden opgericht of geplaatst, alsmede de constructie duidelijk blijken. 3. De vergunning wordt tot wederopzeggene verleend. 4. De vergunning mag niet worden geweigerd, indien wordt voldaan aan de terzake bij of krachtens deze verordening gestelde eisen. Artikel 115. 1Antenne-constructies moeten van doelmatig materiaal worden vervaar digd. Er mogen in het materiaal geen grotere spanningen optreden, dan in het normaalblad F1055 zijn toegelaten. Het gebruik van hou ten masten is verboden. 2. Indien voor de antennemast gaspijp wordt gebruikt, moet de inwendige diameter van de pijp voor masten met een lengte boven het bovenste bevestigingspunt tot 3 n1 ien minste 0,025 m zijn; voor masten van 3-8 m lengte ten minste 0.040 m; voor langere masten kunnen nadere eisen worden gesteld. De pijp moet voldoen aan de eisen van het normaalblad H236. 3Antennemasten met een lengte tot 3 m boven het bovenste bevestigings punt, welke tegen opgaand muur- of schotwerk kunnen worden aange bracht, mogen niet worden getuid, doch moeten over ten minste 1/4 deel van hun lengte worden ingeklemd. Masten met een lengte van 3 m of meer dienen van drie tuien te worden voorzien. Voor masten met een lengte van meer dan 6 m kan een tweede drietal tuien worden ge- eist. 4. Antennemasten moeten zoveel mogelijk op, aan of bij de van de weg afgekeerde zijde van een gebouw of terrein worden opgericht. 5. Indien antennemasten worden bevestigd tegen onderdelen van een bouw werk, als schoorstenen, balustrades on dergelijke, dienen deze onder delen voldoende hecht te zijn en dienen zij door hulpconstructies te worden beveiligd tegen ontwrichting.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1961 | | pagina 422