-46-
6. Plaatsing van de voet van antennemasten op dakvlakken is verboden,
tenzij afdoende maatregelen tegen beschadiging van het dakvlak wor-
den getroffen.
7. Alle construetiedelen moeten van oorrosie-bestendig materiaal zijn
vervaardigd of met een corrosie-werend middel worden behandeld.
8. Be constructieleden moeten onderling stijf worden verbonden en het
geheel moet onwrikbaar worden bevestigd. Tuidraden moeten een door
snee van 0,002 - 0,004 m hebben.
9. Als nadere eis kan worden gesteld, dat antennedraden en tuidraden,
met het oog op de bescherming van vogels, worden voorzien van onge
kleurde kurken op onderlinge afstanden van niet minder dan 0.50 m
en niet meer dan 1 m.
10, Vrijstelling kan worden verleend van het in het eerste lid bedoelde
verbod tot toepassing van houten masten.
11, Indien een verzoek tot oprichting van een antenne het gevolg is van
artikel 141, kunnen Burgemeester en Wethouders van de leden 1-8
afwijking toestaan. Alsdan gelden de door hen nader te stellen eisen.
Artikel 116.
1Indien op of bij een gebouw een bedrijfsvaardige centrale antenne
is geplaatst, waarop alle woningen c.q_. ruimten in dat gebouw zijn
aangesloten of zonder overwegend bezwaar kunnen worden aangesloten,
mogen op of bij dat gebouw geen andere antennes worden opgericht.
2. Van het bepaalde in het eerste lid is vrijstelling mogelijk.
Artikel 117.
Antennes, waarop toestellen van verschillende toestelhouders kun
nen worden aangesloten, moeten van een bliksembeveiliging worden voor
zien, welke voldoet aan de richtlijnen van het normaalblad 3ST1014
Artikel 118.
De verbindingsleiding tussen een antenne en het toestel dan wel
toestellen, waarvoor deze is aangevraagd, moet langs de kortst mogelij
ke weg binnen het gebouw worden geleid. Het spannen van invoerleidingen
op van de weg af zichtbare wijze wordt niet toegestaan, tenzij een an
dere verbinding op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 119
1. Een antenne mag noch op zichzelf, noch in verband met het stadsbeeld
een ernstig ontsierend karakter hebben.
2. Toepassing van het vorige lid mag er niet toe leiden, dat het ont
vangen van televisieprogramma's ter plaatse van de oprichting of
plaatsing van de antenne in vergelijking tot hetgeen technisch moge
lijk is, in storende mate wordt belemmerd.
"Artikel 120."