- a - De totstandkoming van een groot aantal sociale wetten en rijksregeli gen deed het terrein van de Armenwet kwantitatief sterk afnemen. Daardoor kon meer aandacht worden geschonken aan de kwalitatieve inhoud van de hulp ingevolge deze wet en thans wordt bij het verschaffen van hulp dan ook niet meer volstaan met het verlenen van financiële steun, maar daar naast heeft de dienstverlening ten aanzien van niet-materiële moeilijk heden van de mens en wel met name de dienstverlening van het maatschappe lijk werk ingang gevonden, zij het dat de overheidsverantwoordelijkheid ten deze een andere is dan ten aanzien van de verlening van financiële bijstand. Sen gevolg van deze structurele wijzigingen is, dat de beharti ging van de sociale taak van de Gemeente geleidelijk aan uit de handen van vrijwilligers is overgegaan in die van daarvoor speciaal opgeleide, deskundige en bezoldigde krachten. De ontwikkeling heeft er toe geleid, dat de bestaande wetgeving reed lang niet meer voldoet. Onlangs is derhalve het ontwerp van een Algemene Si j standswetregelende de verlening van financiële bijstand door de over heid, bij de Stat en-Gene raai aanhangig gemaakt. Verwacht mag worden, dat te zijner tijd nog een afzonderlijk ontwerp van wet tot regeling van het maatschappelijk werk zal worden ingediend. II. Ontwikkeling in L-uwarden. De algemene evolutie van de opvattingen ten aanzien van de taak van de overheid op sociaal terrein vindt haar weerspiegeling in de geschiede nis van de bemoeiingen van onze Gemeente met de maatschappelijke moeilijk heden van haar inwoners. Toen in de jaren dertig van deze eeuw de econo mische crisis voor velen ernstige sociale gevolgen had, bleek de bestaande organisatie in Leeuwarden niet berekend op het verlenen van de hulp in de vorm en omvang als wenselijk was. Er bestond reeds lang een drietal bur gerlijke gemeentelijke) instellingen van weldadigheid: 1. het Nieuwe Stads Weeshuis, zich de verzorging van zogenaamde stadswezen ten doei stellende; 2. het Stadsziekenhuis voor de verzorging van arme zieken; 3. de Stadsarmenkamer voor de overige armenzorg. Deze laatste instelling beschikte over een bureau, waaraan enkele armbezoekers en enige administratieve krachten verbonden waren. In 1935 werd de Stadsarmenkamer omgevormd tot gemeentelijke instelling voor Maat schappelijk Hulpbetoon, terwijl het bureau van bedoelde kamer werd omge zet in het gemeentelijke bureau voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Inmiddels was in 1932 de uitvoering van een nieuwe Rijkssteunregeling voor werklozen aan het gemeentebestuur opgedragen. Zoals tal van andere gemeenten bezat ook de gemeente Leeuwarden een arbeidsbeurs. De desbetref fende werkzaamheden waren met die, rakende de steunregeling, opgedragen aan het bureau voor arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverzekering. Toen de werkloosheid zich voortdurend uitbreidde en een zo nauw mogelijke sa menwerking tussen laatstgenoemd bureau en het bureau voor Maatschappelijk Hulpbetoon geboden bleek, werden met ingang van 1 januari 1936 beide bureaus verenigd in één orgaan, dat de naam gemeentelijke dienst voor Sociale Zaken kreeg. De taak van deze "dienst", die aanvankelijk werd ge zien als eon crisisinstelling met beperkte levensduur, onderging herhaal delijk wijziging. Wij denken hier bijvoorbeeld aan de opdracht aan de dienst om onderzoeken, die voorheen door de in 1936 opgeheven Armenraad werden uitgevoerd, te verrichten, alsmede aan de verstrekking van voor schotten op do kostwinnersvergoedingen aan de gezinnen van gemobiliseerde militairen en aan de hulp in en kort na de oorlog aan geëvacueerden en oo: logsslachtoffers. Daartegenover verviolen bepaalde werkzaamheden, b.v. doordat het Rijk de arbeidsbemiddeling aan zich trok. Ook nam de bemoeie nis met de algemene werkloosheidsverzekering af. Daarvoor in de plaats kwam echter weer een aantal Rijksregelingen (groepsregelingen), met de uitvoering waarvan ons College belast werd# hulpverlening aan zelfstandi gen, aan beeldende kunstenaars, aan blinden, aan gehandicapten enz., wer'K- voorzieningsregelingon voor hoofd- en handarbeiders. Bemoeiingen mot de inmiddels opgerichte Stichting Leeuwarder Werk Gemeen schap en Stichting Volkscrediet verzwaarden eveneens de taak van de dienst. Tenslotte moeten hier worden genoemd de na-oorlogse ontwikkeling van het maatschappelijk werk en de stimulering van jeugdzorgwerk, maatschappelijk opbouwwerk en buurtwerk in verschillende wijken (community organization) enzovoort De dienst is derhalve thans stellig niet meer te beschouwen als een bureau, aan hetwelk een taak van voorbijgaande aard is opgedragen, en als een orgaan, uitsluitend belast met financiële hulpverlening, doch vormt een onmisbaar onderdeel van het gemeentelijke apparaat, namelijk dat on derdeel, dat grotendeels de werkzaamheid van de Gemeente op sociaal ter rein voor zijn rekening noemt. Deze ontwikkeling moest wel leiden en heeft ook inderdaad geleid tot een groei van de personeelsbezetting. Telde deze bij het einde van de Tweede Wereldoorlog nog slechts 20 man, op 1 juli j.l. beliep zij 53. III. Organisatie-oud oroook. Het waren de bovengeschetste omstandigheden, die een aantal jaren ge leden de vraag deden rijzen, hoe de organisatie van de dienst voor Sociale Zaken, die niet meer in overeen steading werd geacht mat de inmiddels ont stane toestanden en verhoudingen, moest worden gewijzigd om te voldoen aan de thans en in de naaste toekomst te stellen eisen. Met name drong zich ook de vraag op, of er geen aanleiding was de dienst voor Sociale Zaken aan te wijzen als tak van dienst, als bedoeld in artikel 252, eerste lid, van de Gemeentewet. Daartoe in staat gesteld door het verlenen van een krediet hiervoor bij besluit van Uw Raad van 30 december 1959» hebben wij aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de organisatie van de dienst voor Sociale Zaken. Het Bureau Personeelsbeheer en Organisatie en het Centraal Bureau voor Veri ficatie en Financiële Adviezen hebben deze opdracht uitgevoerd en onder scheidenlijk in maart en september 1961 van hun bevindingen rapport uit gebracht. De desbetreffende rapporten liggen voor ter inzage. Bij de bestudering van deze rapporten, met de conclusies waarvan wij in hoofdzaak wel konden instemmen, bleek ons, dat een aantal vragen, betrekking heb bende op de concretisering van do daarin neergelegde ideeën, nog beant woording behoefden alvorens vrij Uw Raad terzake voorstellen konden doen. Derhalve droegen wij een kleine ambt :lijke commissie op ons hieromtrent van voorlichting tc dienen. Deze commissie bracht op 1 juni 1962 het rap port uit, waarvan wij U een exemplaar hierbij doen toekomen. IV. Reorgani snti Na kennisneming van de inhoud van dit aanvullende en samenvattende rapport hebben wij ons standpunt omtrent de in de verschillende adviezen gedane suggesties en omtrent een aantal daarmee samenhangende kwesties bepaald. Overigens verwij zonde naar de bovenvermelde rapporten, willen wij hieronder in het kort dit standpunt en de overwegingen, die ons daartoe hebben gebracht, weergeven. 1Tak -u-ii li.nst. De opzet van de administratie van de dienst voor Sociale Zaken leent zich thans niet voor het verkrijgen van oen meer systematische kostenanalyse en kostenbewaking. De kasboekhouding is er nu eenmaal niet op gc-richt dienst te doen als hulpmiddel bij het bedrijfsbeheer. Systematische vastlegging van vorderingen en schulden, nodig voor het verkrijgen van een juist inzicht in do financiële positie van de dienst, kan slechts overeenkomstig de thans te stellen eisen geschieden bij invoering van het stelsel van dubbel-boekhouden. De toepassing van dit stelsel in plaats van de kameralistische methode is alleen mogelijk, indien Uw Raad de dienst overeenkomstig artikel 2S2 van de Gemeentewet als tak van dienst aanwijst.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1962 | | pagina 341