I
I
- 4 -
Hierdoor wordde weg geopend naar de invoering van een moderne, op be
drijf s-economische beginselen steunende financiële administratie.
Wij achten een dergelijke aanwijsing dan ook noodzakelijk. Aan deze tak
van dienst zouden wij de naam "Gemeentelijke Sociale: Dienst" toegekend
willen zien.
2. Instelling van Maatschappelijk Hulpbetoon.
Hoezeer wij ook overtuigd zijn van do nuttige functie, die deze
instelling in het verleden heeft gehad, en hoeseer wij ook waardering
hebben voor de vele belangeloze arbeid, die haar bestuursleden tor uit-
voer_ng van de aan haar toevertrouwde taak en daarmede voor het alge
meen welzijn hebben verricht, toch achten wij handhaving van deze in
stelling niet wenselijk. Als oen van de ernstigste bezwaren, die aan
de inschakeling van dit lichaam kleven, releveren wij hetgeen de ambte
lijke commissie als volgt omschrijft: "Hiet ie bevoegde organen van het
lichaam, dat moet betalen, beslissen; de Gemeente moet een groot bedrag
beschikbaar stellen zonder dat de gemeentelijke bestuursorganen zeggen
schap hebben over de besteding daarvan".
Daarbij komt met name nog, dat de taak van de instelling thans nog slecr-
een deelgebied beslaat in het geheel van wat de Gemeente ten deze te
doen staat. Ook moet men er een epon oog voor hebben, dat een verschui-
ving an h^t zwaartepunt in de maatschappelijke zorg naar het werk van
speciale, daarvoor volledig ter beschikking staande krachten in de lijn
van do ontwikkeling ligt. Enerzijds schuilen hierin gevaren, anderzijds
opent deze ontwikkeling ook nieuwe perspectieven.
De^ aan de opheffing van genoemde instelling toch ook verbonden be
zwaren kunnen onzes inziens goeddeels worden ondervangen door het in
het leven roepen van een adviescommissie, bestaande ten dele uit leden
van Uw Raad qtl ten dele uit particulieren. Deze commissie zal tot taak
hebben ons van advies te dienen omtrent algemene beleidsvragen op het
gebied van de maatschappelijke zorg cn het maatschappelijk werk. Zij
zal naar onze mening maximaal uit 15 leden moeten bestaan waarvan 4 le
den uit üw midden worden gekozen. Voorshands zouden wij echtev willen
volstaan met in totaal 10 leden.
Mot uitzondering van de voorzitter behoren naar ons gevoelen de
leden op onze voordracht door Uw Raad te worden benoemd. De voorzitter
dient onzes inziens door ons College uit zijn midden te worden aange
wezen. 3ij de benoeming van particulieren tot lid van de commissie kan
worden gestreefd naar vertegenwoordiging' van organen uit het maatschap
pelijk leven, werkzaam op het terrein, waarop ook de gemeentelijke
dienst zich beweegt. Onze gedachten gaan hierbij uit naar de centra
voor algemeen maatschappelijk vork en naar do vakbeweging.
Vermeldenswaard is nog, dat onze ideeën omtrent de samenstelling
en de taak van deze commissie van advies intussen in grote trekken blij
ken overeen te komen met hetgeen in het onlangs ingediende ontwerp van
de Algemene Bijstandswet is opgenomen. Bij do formulering van de desbe-
treffende artikelen in de vast te stellen verordening is dan ook aan
sluiting gezocht bij bepalingen van bedoeld wetsontwerp.
.Bij aanvaarding van ons voorstel worden twee voordelen bereikt,
waarbij wij er van uitgaan, dat bedoelde Algemene Bijstandswet op 1 ja
nuari 1965 in werking treedt. In de eerste plaats kan.torganisatorisch
met een grondige reorganisatie worden volstaan, omdat deze wet er primair
van uitgaat dat de uitvoering van de wet van de gemeentebesturen wordt
opgedragen en de burgerlijke instellingen van weldadigheid worden opge
heven. In de tweede plaats zal in de nieuwe constellatie een commissie
van advies optreden, en door nu reeds een zodanige commissie in het le
ven te roepen, kan de nodige ervaring worden opgedaan, om, grondig voor
bereid, op het nieuwe systeem na 1 januari 1965 te kunnen overgaan.
3- Machtiging.
Wanneer er geen burgerlijke instelling van weldadigheid in de gemes
te meer bestaat, behoort de uitvoering van de Armenwet als zelfbestuurs->
taak tot onze competentie. Uiteraard zullen wij niet in elk concreet
geval omtrent het al of niet verlenen van financiële bijstand en eventueel
omtrent de hoogte van het bedrag daarvan een beslissing kunnen nemen. Zo
als ook reeds in tal van andere gevallen geschiedt zal hier machtiging tot
het uitoefenen van bevoegdheid moeten plaats hebbon. Do algemene beleids
lijnen zullen wij - na de bovenbedoelde oommissie te hebben geraadpleegd -
steeds zelf moeten bepalen. De toepassing hiervan zal echter in het alge
meen aan de directeur moeten worden overgelaten, waarbij ook deze intern
weer richtlijnen dient te geven omtrent hetgeen door ondergeschikten zelf
standig mag worden afgedaan on hetgeen aan hem ter beoordeling moet wor
den voorgelegd. Wij zijn voorts voornemens te bepalen, dat gevallen, die
een van dc algemene ri.chtlijnen afwijkend karakter dragen of waarmee eon
boven een door ons te stellen norm uitgaand bedrag gemoeid zal zijn door
de directeur aan de wethouder van Sociale Zaken moeten worden voorgelegd.
Deze zal uiteraard in gevallen van sterk principiële aard cn in gevallen,
waarbij zijns inziens van de vastgestelde beleidslijn in vrij belangrijke
mate moét worden afgeweken, een beslissing van ons College vragen.
V/ij menen met deze summiere en globale uiteenzetting van de 'voor
genomen werkwijze te mogen volstaan. De verdere uitwerking zal in overleg
met de in te stellen oommissie moeten geschieden en nader aan de prakti
sche mogelijkheden en omstandigheden moeten worden getoetst.
Interne organisati
Evenmin lijkt het ons noodzakelijk in dit verband in te gaan op alle
aspecten van de interne organisatie van de dienst, die in de diverse
rapporten zijn belicht. V/el delen wij U mede, dat wij het instellen van
de functie van adjunct-directeur van deze dienst vooralsnog niet nodig
achten. In de vervanging van de directeur kan thans het beste worden voor
zien door de aanwijzing onzerzijds op grond van de Algemene Beheorsver-
ordening van een van de ambtenaren van de dienst als plaatsvervangend
direct sur.
Sr .'.dry e;or Ine dei
Uit haar rapport (sub v) blijkt, dat in de ambtelijke commissie de
meningen omtrent ao vraag, of hst beheer van het Stadsverzorgingshuis
bij de Gemeentelijke Sociale Dienst moet blijven dan wel aan de Ge
meentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst moet worden opgedragen,
verdeeld zijn.
Wij zijn van oordeel, dat, nu het beheer van deze inrichting is op
gedragen aan do instelling van Maatschappelijk Hulpbetoon, voorlopig, zo
lang geen nieuw verpleegtehuis is gebouwd, de Gemeentelijke Sociale Dienst
het beste met dit beheer kan blijven belast. Deze dienst neemt immers
ook overigens alle taken van bedoelde instelling over.
V/ij merken in dit verband tenslotte op, dat het naar onze mening
aanbeveling verdient aan het Sta.dsverzorgingshuis de naam "Gemeentelijk
tehuis voor bejaarden" te geven.
Nieuwe t.ak-.n van de dienst.
Overwogen is do mogelijkheid om enkele thans op de Secretarie uit
geoefende taken over te brengen naar de dienst voor Sociale Zaken (Ge
meentelijke Sociale Dienst). V/ij zijn daarbij tot de slotsom gekomen:
a.. da.t de werkzaamheden betrekking hebbende op de militaire kostwinners
vergoeding op de Secretarie behoren te blijven worden verricht,
O.HU in verband mot de samenhang met andere taken;
b. dat wat betreft de werkzaamheden verband houdende met de Krankzinni-
genzorg het, hangende do reorganisatie van de dienst en gelet op de
huisvestingsmoeilijkheden en do personeelsvoorzieningen, die bij de
dienst moeten worden getroff' n, in dit stadium niet raadzaam is deze
zwaarder te belasten, zodat deze werkzaamheden, voorlopig althans,
niet naar de dienst behoren ov r t gaan.