- 2 - de samenstelling van het water van het zwembad te wensen over. Regelmatig werd daarom een onderzoek naar de bacteriologische en chemische samenstel ling ingesteld. Daarbij is gebleken, dat van een geleidelijke verslechte ring moet worden gesproken. Het is moeilijk precies de grens"te bepalen wanneer het nog net wel en wanneer het net niet meer verantwoord is dit water voor zwemmen te bezigen. Des te moeilijker is dit waar het een ruime plas, in verbinding staande met andere wateren, betreft, aangezien wind en weersomstandigheden op de gesteldheid van het water een belangrij ke invloed uitoefenen. Wij willen er in dit verband nog melding van maken, dat het Rapport sanering waterkwaliteit noordelijk watersportgebied Friesland, in april 1965 aan het Provinciaal Bestuur uitgebracht door de Provinciale Waterstaat in overleg met het Rijksinstituut voor de zuive ring van afvalwater, de mate van verontreiniging van het water voor dit zwembad verontrustend noemt (blz. 9/l0)« 0°k 4e farmaceutisch inspecteur van de Volksgezondheid, tevens inspecteur, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu, heeft aan het bestuur bij herhaling zijn veront rusting doen blijken en gaf in augustus 1963 in zeer ernstige overweging de inrichting het volgend seizoen niet opnieuw voor het publiek open te stellen. Vanzelfsprekend heeft het bestuur - in de hoop het gebruik van het bad nog te kunnen rekken tot de openstelling van het zwembad bij de Kleine Wielen, zodat er geen hiaat zou ontstaan - de beslissing omtrent dit advies zo lang mogelijk uitgesteld teneinde de resultaten van latere onderzoekingen te kunnen afwachten. Het laatste onderzoek vond plaats op 13 maart j.l. Het verslag hiervan ligt voor U bij de stukken ter inzage. Zonder verder op de details in te gaan willen wij er op wijzen, dat volgens de normen van de Subcommissie "Hoedanigheid Zwemwater" van de Commissie Zwembaden T.N.O. als eis, waaraan zwemwater, wanneer dit zoet oppervlakte water is, moet voldoen, geldt, dat van de vijf Eijkmanproeven van 0,2 ml er geen een positief mag zijn. Deze proeven betreffen het onderzoek naar de aanwezigheid van colibacteriën. Bij het bovenbedoelde laatstge houden onderzoek vertoonden voor het diepe bad drie van de vijf monsters een positief beeld en voor het kleuterbad zelfs vier van de vijf. Bovendien gaf het onderzoek naar de aanwezigheid van streptococcen in het water van het bad een ongunstig beeld te zien; zelfs tot in 0,1 ml was de uit slag namelijk positief. Tenslotte mogen wij wijzen op de uitkomsten van het onderzoek naar het zuurstofverbruik (BOD 20)zoals deze in het bovengenoemde Rapport sanering waterkwaliteit noordelijk watersportgebied Friesland en in de bijlagen daarvan zijn vermeld. Deze tonen een voor een zwembad toch wel zeer bedenkelijke toestand van verontreiniging aan. In bijlage 6 van bedoeld rapport is de mate van verontreiniging van de ver schillende wateren in het noordelijk recreatiegebied visueel voorgesteld. Daaruit blijkt ook, dat het zwembad in de Grote Wielen tot het matig ver ontreinigde gebied behoort en dat het sterk verontreinigde water, dat slechts op enkele plaatsen voorkomt reeds tot vlak bij de Grote Wielen is geconstateerd. Op grond van deze feiten zijn ook wij van oordeel, dat wel moet worden geconcludeerd, dat het niet langer verantwoord is in dit water te zwemmen, althans om gelegenheid te geven zulks te doen in een openbare zweminrichting, die indirect als een gemeentelijke zou kunnen worden be schouwd. Het spreekt vanzelf, dat de geleidelijke verslechtering van het water, welke de zekerheid medebracht, dat het zwembad alszodanig nog slechts korte tijd in gebruik zou kunnen blijven, de stichting er toe hebben gebracht op zichzelf noodzakelijke onderhouds- en verbeteringsvoor zieningen aan de opstallen e.d. achterwege te laten. Aanpassing van de ook sterk verouderde gebouwen aan de eisen van deze tijd zou die bedragen nog met vele duizenden guldens hebben vermeerderd. Hot behoeft geen betoog, dat daaraan, gelet ook op de plannen ten aanzien van de ont wikkeling van het gehele gebied rond de Grote en Kleine Wielen, niet te denken viel. Nu de toestand van het water tot sluiting van het bad noopt, heeft het geen zin m^-er de door de bovengeschetste gang van zaken - 3 - thans in een minder goede staat verkerende gebouwen alle nog te handhaven. Het verdient daarom aanbeveling op korte termijn over te gaan tot het amoveren van de opstallen, voorzover die niet dienstbaar gemaakt kunnen worden aan het nog resterende gebruik. Voorshand kan n.l. ook na de slui ting van het bad de Stichting de exploitatie van haar botenbezit ter plaatse voortzetten. Het spreekt echter vanzelf, dat daarmee alle lasten, uit de eigendommen van de Stichting voortvloeiende, alsmede die van die exploitatie niet goedgemaakt kunnen worden. Overneming van die eigendommen door de Gemeente verdient ook om die reden aanbeveling. Ook overigens is voorshands te verwachten, dat de exploitatierekening van de Stichting een tekort zal blijven vertonen. Het lijkt ons in de lijn van het tot nu toe gevoerde beleid te liggen, dat een dergelijk tekort door onze Gemeente wordt gedragen. 3. Wij achten het verder gewenst het complex aan de Grote Wielen in eigen dom van onze Gemeente te doen overgaan teneinde daaraan t.z.t. een recrea tieve bestemming in samenhang met de exploitatie van het recreatiegebied De Kleine Wielen te kunnen geven. Het zou onlogisch zijn twee recreatie objecten, die zo dicht bij elkaar liggen en die elkaar prachtig kunnen aanvullen, afzonderlijk te doen beheren en exploiteren. Te zijner tijd behoort een en ander naar ons gevoelen geheel gecoördineerd te worden. Wij herinneren U er in dit verband aan, dat in een enige tijd geleden verschenen publikatie van de Rijksdienst voor het Nationale Plan over de recreatieruimten in Nederland is geconstateerd, dat Leeuwarden een van de steden is met de minste recreatiegelegenheid in de omgeving en dat in het tekort zou behoren te worden voorzien door de aanleg van een recreatie gebied van de aard en het formaat van het Amsterdamse Bosplan 1000 ha). Het lijkt ons - hoe men over deze suggestie van genoemde Rijksdienst ook moge denken - in elk geval van belang de gelegenheid aan te grijpen de eigendommen van de Stichting, zo in de onmiddellijke nabijheid van het ten zuiden van de Rijksweg gelegen gemeentelijk bezit, in handen te krijgen en er naar te streven de recreatieve functie van een en ander uit te breiden. Het bestuur van de Stichting is bereid zijn medewerking aan de eigen domsoverdracht te verlenen en wel voor 61.500,--, welk bedrag ongeveer overeenkomt met de boekwaarde aan het einde van het boekjaar 1963/1964 (31 maart 1964) van 4e onroerende zowel als de roerende goederen van de Stichting. De boekwaarde van de onroerende goederen (grond met opstallen, waaronder ook het terrein van het voormalige paviljoen "Wielzicht", en water) bedraagt ongeveer 46.500,-- en die van de roerende goederen (de inventaris van het restaurant en van het zwembad, de zeil- en roei boten en de kano's) ongeveer 15.000,--. Aangezien een transactie op deze basis naar ons oordeel voor de Gemeente zeer wel aanvaardbaar is, geven wij U in overweging te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerp. Wij kunnen U nog meedelen, dat wij voor deze transactie kwijtschel ding van registratierecht (53° van 4e koopsom van onroerend goed) hebben gevraagd en dat ons verzoek is ingewilligd. Het voor de uitvoering van het te nemen besluit nodige krediet is be grepen in het bedrag, dat voor het aanleggen van het recreatiegebied Kleine Wielen en omgeving beschikbaar is gesteld. Wij delen IJ tenslotte nog mede, dat de financiële commissie zich met het voorstel tot overneming van de bezittingen van de Stichting kan ver enigen. Burgemeester en Wetnouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen Burgemeester. Verzonden 8 april 1964* de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1964 | | pagina 189