No. 6161.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 4
mei 1964 (bijlage no. 160);
BESLUIT
vast te stellen de volgende
VERORDENING tot wijziging van' de Veror
dening op de heffing en invordering van
veemarktrechten
Artikel I.
Artikel 3> onder A, wordt gewijzigd en gelezen als volgt:
A. voor het aanvoeren ter veemarkt telkenmale van:
een eenhoevig dier (veulens uitgezonderd) 2,50
een rund, dat de leeftijd van 9 maanden heeft
bereikt of overschreden 2,50
een rund, dat de leeftijd van 9 maanden nog niet heeft
bereikt (nuchtere kalveren uitgezonderd) of een veulen 1 ,25
een nuchter kalf 0,75
een schaap 0,75
een lam, ter markt aangevoerd gedurende het tijd
vak van 1 januari tot en met 31 juli 0,50
een bok of een geit 0,50
een varken van 25 kg of meer 0,75
een varken beneden 25 kg 0,50
Artikel II.
Deze verordening treedt in werking op 1 september 1964»
Aldus vastgesteld in de openbare ver:
van
'aflering
Voorzitter.
Secretaris
Rioolwaterzuivering.
Bijlage no. 161. Leeuwarden, 1 mei 1964»
Aan de Gemeenteraad.
Reeds verschillende malen heeft Uw Raad kredieten beschikbaar gesteld
voor de voorbereiding en de uitvoering van plannen voor het aanleggen van
transportriolen (stamriolen) en pompstations, alsmede voor de voorberei
ding van een plan voor de bouw van een rioolwaterzuiveringsinstallatie ten
behoeve van de centrale riolering voor het stedelijke gebied onzer Ge
meente, een en ander op basis van het zgn. gemengde stelsel, dat voor onze
Gemeente het meest geëigend is. Gezien de uitvoerige voorstellen met de
daarbij behorende bijlagen, welke wij omtrent dit onderwerp reeds aan Uw
Raad hebben doen toekomen, menen wij ten aanzien van de algemene opzet
van deze plannen niet meer in finesses te behoeven te treden, maar thans
te kunnen volstaan met Uw aandacht te vragen voor het plan voor de bouw
van de rioolwaterzuiveringsinstallatiedie, zoals Uw Raad bekend is, een
plaats zal krijgen aan de zuidzijde van de Greunsweg, ten westen van het
terrein van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst
Aan de voorbereiding van dit plan is geruime tijd gewerkt door het
Ingenieurs- en Architectenbureau Op ten Noordt - Blijdenstein te Utrecht.
Alvorens echter nader op dit plan in te gaan achten wij het gewenst U
eerst met de volgende aspecten van deze aangelegenheid op de hoogte te
stellen.
Hoewel wij met de deskundigen op dit gebied van oordeel zijn, dat
een zeer belangrijke verbetering van de thans bestaande toestand wordt
verkregen in het afvoeren van het afvalwater naar een installatie, waar
het water wordt gezuiverd voordat het op de openbare wateren wordt geloosd,
kleven aan deze oplossing toch nog wel enige bezwaren. Zo zal bijv. de
gedachte installatie uiteindelijk slechts een gedeeltelijke zuivering
van het afvalwater bieden, waardoor het mogelijk blijft, dat de in het
water achtergebleven chemische stoffen de groei van algen en andere water
organismen kunnen bevorderen. Hierdoor kan weer een secundaire verontrei
niging optreden. Voorts zal voor het geproduceerde slijk een afvoermoge-
lijkheid moeten worden gezocht. Bovendien is het een vraag, of de ont
wikkeling niet zo zal zijn, dat de capaciteit van de ontworpen installatie
niet (misschien: ver) binnen de afschrijvingstermijn onvoldoende zal blij
ken te zijn. De betekenis van deze bezwaren achten wij wel van zodanige
aard, dat wij het gewenst hebben geacht een diepgaand onderzoek in te
stellen naar een andere oplossing voor de afvoer van het afvalwater,
namelijk die van het maken van een persleiding naar de Waddenzee.
De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft ons echter bericht niet
bereid te zijn voor de lozing van ongezuiverd afvalwater op de V/addenzee
toestemming te verlenen, zulks in verband met de belangen van de schelp
diercultuur in het westelijke deel van de Friese Wadden. Het lijkt de
Minister derhalve voor onze Gemeente aangewezen over te gaan tot biolo
gische zuivering van het rioolwater. Dit bericht is voor ons aanleiding
geweest de Minister te vragen of dan wel vergunning kan worden verleend
voor het aanleggen en exploiteren van een persleiding naar de Amelandse
Noordzeekust. V/ij zijn er ons van bewust dat de leiding in dat geval zo
ver in zee zal moeten worden gevoerd, dat geen bezwaar bestaat voor ver
vuiling van het strand. Op ons daartoe strekkend verzoek van 15 november
1963 heeft de Minister thans nog geen beslissing genomen.
Omdat langer wachten naar onze mening niet verantwoord is, achten wij
het noodzakelijk dat de plannen voor de voltooiing van het centrale
rioleringsstelsel, zoals dat is ontworpen, met inbegrip van de rioolwa
terzuiveringsinstallatie, nu zo spoedig mogelijk worden verwezenlijkt»