il Preadvies inzake het verzoek van J;W. van der Veen, alhier. Bijlage no. 209Leeuwarden, 15 juni 1964» Aan de Gemeenteraad. Met betrekking tot het aan Uw Raad gerichte verzoek van de heer J.W. van der Veen, wonende Dokkumertrekweg 21, alhier, om een tege moetkoming te mogen ontvangen in de schade, welke hij zal lijden ten gevolge van de ontruiming van het perceel gardenierslandkadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie E, no. 2728 (ged.), merken wij het volgende op. Het onderhavige perceel werd bij besluit van Uw Raad van 14 september 1955 aangekochthet was toen verpacht aan de heer Van der Veen. De pachtovereenkomst is op 1 november 1962 geëindigd en wij hebben gemeend daarna geen nieuwe verpachting te moeten bevorderen, teneinde te allen tijde over de grond te kunnen beschikken. Het perceel is sedert laatstgenoemde datum om niet en ter bede bij de heer Van der Veen in gebruik. Artikel 48? eerste lid, der Pachtwet bepaalt, dat indien een pachtovereenkomst voor de wettelijke duur is aangegaan, dan wel voor een kortere duur is aangegaan, doch nadien voor zes jaren is verlengd de pachter recht heeft op een door de verpachter te betalen schade loosstelling, indien de pachtovereenkomst niet of met niet meer dan één jaar verlengd wordt Het recht op schadeloosstelling bestaat evenwel niet indien de pachtverhouding is aangevangen nadat aan het verpachte bij een goed gekeurd uitbreidingsplan of wederopbouwplan een niet tot de landbouw betrekkelijke bestemming is gegeven (artikel 48? derde lid, Pachtwet) Het onderhavige perceel is gelegen in het thans van kracht zijnde uitbreidingsplan 't Ielan" en heeft daarin een nietlandbouw- kundige bestemming. Daarvoor gold ter plaatse het uitbreidingsplan "Noord en Oost", vastgesteld bij besluit van de Burgemeester van Leeuwarden van 2 juli 1942, no. 5443? goedgekeurd door de Commissaris der provincie Friesland bij besluit van 27 juli 1943? no- 35- In dit plan was het perceel reeds bestemd voor woningbouw en voor wegaanleg. In 1943 had het perceel derhalve reeds een nietlandbouwkundige be stemming. Uit het verzoek van de heer Van der Veen blijkt, dat hij in het najaar van 1944? of in het voorjaar van 1945 pachter van het onder havige perceel is geworden. In verband hiermede heeft de heer Van der Veen geen aanspraak kunnen maken op schadeloosstelling bij niet-ver- lenging van de pachtovereenkomst. Adressant heeft zich nu hij geen aanspraak kan maken op de in artikel 48 der Pachtwet bedoelde schadeloosstelling, tot Uw Raad ge wend met het verzoek hem een tegemoetkoming te verlenen in de kosten, die te zijnen laste komen en de schade, die hij zal lijden als hij straks het betreffende perceel zal moeten ontruimen. De heer Van der Veen stelt, dat hij onder bijzondere tijdsomstandigheden pachter is geworden en dat het volkomen verklaarbaar is te achten, dat hij toen niet informeerde naar de bestemming, welke volgens het destijds geldende uitbreidingsplan op de grond rustte. Y/ij zijn van oordeel, dat deze omstandigheden geen redenen vormen om aan adressant een tegemoetkoming te verlenen. De Gemeente heeft in deze op grond van de bepalingen van de Pachtwet geen enkele verplichting en wij zijn dan ook van mening, dat het verzoek van de heer Van der Veen niet voor inwilliging in aanmerking komt, zulks mede in verband met de konsekwentiesdie het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1964 | | pagina 369