Bi,i lage 9- Maatschappelijk Werk. Inleiding. Het opstellen van een plan voor maatschappelijk werk in onze gemeente- dit geldt overigens o.i. voor alle gemeenten -is niet zonder meer een zaak van de Gemeente alleen. Naast de directe en indirecte zorg en verantwoordelijkheid van de Gemeente op het onderhavige terrein, zijn hier ook andere instanties en organen werkzaam. Gedacht kan worden zowel aan het gespecialiseerde werk (Kinderbescherming, Reclassering e.d.) als aan de zich gestaag uit breidende aktiviteiten van de uitvoerende organen van het Kerkelijk en Partikulier Initiatief (hierna te noemen K.P.I.). Met dat beeld voor ogen dient IJ het volgende te lezen. 1. Algemene Bijstandswet. De Gemeente heeft een wettelijke taak t.a.v. de materiële zorg. Hoewel een aantal zaken waarschijnlijk- althans voorlopig -in de praktijk na 1 januari 1965weinig zullen veranderen bij de "armenwet-situatie" zijn er toch markante, zowel principiële als praktische verschillenaan te wijzen. Met name geldt dit t.a.v. de zgn. immateriële hulp, ook wel dienstverlening genoemd. Er is namelijk een opvatting die inhoudt: de materiële zorg voor de overheid, de immateriële (primair) voor het K.P.I. Wij delen deze opvatting niet. Eerstens niet, omdat er vaak een nauwe verwevenheid is tussen materiële en immateriële hulp. Hier een scheiding aanbrengen zou meermalen het hulpplan zijn zin ontnemen en schadelijk zijn voor de cliënt. Maar wat zwaarder weegt is het inzicht, de keus van de te helpen persoon. Die keus voor de immateriële hulp kan vallen op één der organen van het K.P.I.maar moet ook kunnen vallen op de Gemeente. Dat laatste komt nu reeds meermalen voor, en dat moet mogelijk blijven na 1 januari a.s. Wij hebben de indruk, o.m. uit besprekingen in de adviescommissie van de Gemeentelijke Sociale Dienst, dat de Centra voor Maatschappelijk Werk (hierna te noemen de Centra) deze zienswijze delen. In een, stellig aanwezige, sfeer van goed overleg zal deze, op zichzelf moeilijke materie, o.m. door een bevredigend systeem van verwijzing, geregeld dienen te worden. Dit zeer belangrijke onderdeel van de Gemeen telijke taak vraagt om een kwalitatief en kwantitatief verantwoorde equipering. Sociale begeleiding. Met als uitgangspunt de keus van de cliënt zoveel mogalijk te volgen, is de laatste jaren t.a.v. de sociale begeleiding van personen en ge zinnen gehandeld. In vrij geregeld overleg met het K.P.I. wordt nagegaan wie wie zal begeleiden. Wij stellen ons voor deze gedragslijn t.a.v. de gezinnen uit de zgn. saneringsbuurten te blijven volgen. Waar vast staat dat door krotoprui ming en om andere redenen een, ook sociaal verantwoord, cpschuivingsbe- lcid noöt worden gevoerd, zal dit onderdeel in do programmering van dc sociale taken van de Gemeente, waar nodig en mogelijk in nauw overleg net de Contra, een belangrijke plaats innemen. Het. gaat hier om een verantwoorde (re)-integratie van personen en ge zinnen. Onmaat s chappu1i j khoi d s b o s tr i jding Wij achten ons ontheven van de taak op deze plaats oen sluitende definitie van onmaatschappelijk gedrag te geven. Vast staat dat ook in dezo gemeente een aantal personen en gezinnen vallen onder aan te leggen criteria van onmaatschappelijkheid. Zonder ons op exacte cijfers vast te leggen kunnen wij dit aantal betrekkelijk laag noemen. Voor de aanpak van deze zaakuiteraard grotendeels door individuele benadering, is meer dan één methode te volgen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1964 | | pagina 339