In bespreking tussen Burgemeester en Wethouders en vertegenwoordigers
van de N.V., op 23 februari 1962 een oppervlakte van 10 ha. aangebo
den voor een totaalprijs van 1,--, waarmee dan de toegezegde
100.000,-- als bijdrage in de aanlegkosten van de baan zou komen te
vervallen. Aanbieding door N.V. niet geaccepteerd,
e. combinatie ijsbaan-drafbaan nabij Rengerspark:
Op 31 juli I962 directeur Openbare Werken verzocht schets te maken voor
de aanleg van een gecombineerde ijsbaan-drafbaan nabij het Rengerspark,
rekening houdende met geprojecteerde verbindingsweg over bestaande
ijsbaan en met behoud kinderboerderij.
Op 16 en 21 augustus 1962 schets Openbare Werken besproken met bestuur
IJsclub en de N.V. Met schetsontwerp in principe akkoord. Friese Sport
club en bestuur IJsclub zullen overleg plegen over eigendomsverhoudin
gen en rechten en verplichtingen t.o.v. elkaar. Op 10 juni 1963 deelde
het bestuur van de IJsclub mede dat het onderlinge overleg tussen
Sportclub en IJsclub niet tot resultaat heeft geleid.
Uiteraard zijn in dit overzicht niet vermeld de talrijke persoonlijke
contacten tussen vertegenwoordigers van de Gemeente en van de Sport
club en de IJsclub.
Financiële consequenties aanleg nieuwe drafbaan.
1. Bij raadsbesluit van 27 september I96I no. 12074 is aan de N.V. "De
Friesche Sportclub" of aan haar rechtverkrijgenden een bedrag van
100.000,-- toegezegd als bijdrage in de aanlegkosten van een nieuwe
drafbaan, zo die wordt gesticht op het grondgebied van de gemeente
Leeuwarden.
Destijds werden de aanleg-kosten van een nieuwe drafbaan, inclusief
opstallen, geraamd op rond 600.000,--.
2. Na verschillende mislukte pogingen om te komen tot de aanleg van een
drafbaan, zijn in de maanden augustus t/m november 1963 nog verschil
lende besprekingen gevoerd om te komen tot een drafbaan-ijsbaan, c.q.
drafbaan-sportveldencomplex voor gezamenlijke rekening van de N.V.
Friesche Sportclub en de gemeente Leeuwarden waarbij echter bleek:
a. dat de N.V. Friesche Sportclub - hoofdzakelijk om fiscale redenen -
de eigendom van het aan te leggen project moest verkrijgen; het
gemeentelijke aandeel in de kosten moest naar de eis van de N.V.
als bijdrage a fonds perdu worden beschouwd;
b. dat de N.V. Friesche Sportclub maximaal 300.000,-- wilde inves
teren in het nieuwe project.
In januari 1964 heeft de Kon. Ned. Heide Mij. voor gezamenlijke reke
ning van de N.V. en de Gemeente begrotingen gemaakt voor:
a. combinatie drafbaan-ijsbaan nabij Rengerspark 2-750.000,--
b. combinatie drafbaan-sportvelden t.o.v. het
Kalverdijkjeinclusief groensingel, water
partijen, restaurant, enz. 3.25O.OOO,--
Gezien de uitkomsten van deze begrotingen is bij brief van 4 maart 1964
aan de N.V. Friesche Sportclub meegedeeld dat Burgemeester en Wethouders
verwezenlijking van de plannen om financiële redenen niet mogelijk achtten.
Bijlage 12.
Aanleg kunstijsbaan in de Frieslandhal.
0p 27 februari 1963 stelden wij U voor te besluiten tot het instal
leren van een kunstijsbaan in het voor kleinveemarkt bestemde gedeelte
van de Frieslandhal en tot het beschikbaarstellen ten behoeve daarvan van
een krediet van 1.090.000,— (bijlage no. 81). Bij de behandeling van
dit voorstel in Uw vergadering van 6 maart 19Ó3 bleek Uw Raad de behoefte
te gevoelen omtrent verschillende technische aspecten van het voorgelegde
plan het advies van een of meer deskundigen te doen inwinnen alvorens
een beslissing hierover te nemen. Het lag aanvankelijk in de bedoeling,
dat Uw Raad in de vergadering van 27 maart 1963 opnieuw hot plan in be
handeling zou nemen. Toen hot onmogelijk bleek cp zo korte termijn over
de gevraagde technische adviezen te beschikken en daardoor de hoop om de
kunstijsbaan bij de "Frisiana" in september 1963 gereed te hebben moest
worden opgegeven, hebben wij U doen weten, dat wij te zijner tijd op
duze aangelegenheid zouden terugkomen. De urgentie van het plan, waarvan
v/ij aanvankelijk gehoopt hadden dat het voor de ingebruikneming van de
veemarkthal nog verwezenlijkt kon worden, was, toen dit toch niet moer
mogelijk bleek, komen te vervallen. Niettemin hebben wij deze zaak aan
stonds ter hand gv-nomen. Het verkrijgen van de gewenste adviezen bleek
evenwel aanzienlijk meer tijd te vergen dan wij hadden verwacht.
Nadat wij ons nader omtrent de aan de orde zijnde problemen hadden
georiënteerd, o.m. door rs.adpleging van een Zwitserse deskundige, hebben
wij ons gewend tot Prof. Dr. Ing. L. Vahl, Hoogleraar aan de Techniscne
Hogeschool te Delft en beheerder van het laboratorium voor koude techniek
en verwarming van die hogeschool. In januari 1964 berichtte deze ons,
dat zijn oordeelvorming tijdrovend was geweest, hetgeen te verklaren was,
"door do ongewone bedrijfsomstandigheden voor een ijsbaan, die het dubbel
gebruik van do vee-hal veroorzaken, en aan de andere kant door de beper
kingen, die opgelegd zijn wat snelheid van werken betreft, wanneer een
dergelijk onderzoek mede door studenten wordt verricht"
Bij zijn meningsvorming waren twee gezichtspunten zijns inziens van door
slaggevende betekenis:
a. de bedrijfsveiligheid;
b. technisch-economische aspecten.
Beide punten zijn door hem beschouwd in het licht van het feit, dat het
hierbij om een overdekte kunstijsbaan gaat, die in een in verhouding
korte tijd tot veemarkt omgeschakeld dient te worden en eveneens in eon
zeer beperkt aantal uren van veemarkt tot kunstijsoaan getransformeerd
dient te worden. De conclusie-, waartoe deze deskundige kwam, luidt, dat
het project van de he^-r J. Woudstra, alhier, handelende onder de na,am
Koeltechnisch Centrum "Friwo"hem uitvoerbaar leek. Wol was het zijns
inziens nodig daarin op enkele puntun een wijziging aan to brengen.
In de eerste plaats had Prof. Vahl de neiging, mc.de op grond van de
lage kostprijs van elektriciteit, de voorkeur te geven aan koeling met
behulp van pekel. Doze uitspraak grondde hij op het overwegend belang,
dat aan de bedrijfsveiligheid en de eenvoud van bediening moet worden
gehecht en niet op betrouwbare financiële overzichten. Daarvoor ontbraken
hem destijds de grondslagen. Een nadere bestudering van de financiële
en economische facetten zou nog noodzakelijk zijn nadat een nieuwe aan
bieding op grond van een herzien plan was gedaan.
In de tweede plaats achtte de genoemde deskundige de keuze van een
andere soort isolatiemateriaal (n.l. glasschuim) dan in he-t project
was vermeld wenselijk. De vloerbelasting zou dan op een lagere waarde
gelimiteerd moeten worden. Do beoordeling, of deze lagor^ toelaatbare
vloerbelasting voor het bedrijf van de veemarkt aanvaardbaar zou zijn,
zou door bouwkundige experts moeten geschieden.