- 2 - Het algemeen aanvaarde uitgangspunt, dat gehandicapten zoveel moge lijk een plaats dienen te krijgen in het normale arbeidsproces, word ge concretiseerd in de verplichting, die de Wet plaatsing mindervalide ar beidskrachten sedert 1 januari 1948 aan het bedrijfsleven oplegt. Iedere werkgever, die meer dan 20 werknemers in dienst heeft, moet volgens deze wet ton minste 2 'fo gehandicapte arbeiders in zijn bedrijf hebben opge nomen De ervaring leert echter, dat - zelfs in tijden van hoogconjunctuur - steeds een aatal personen tengevolge van een lichamelijke, geestelijke of sociale belemmering niet of voorshands niet in het normale produktie- proces kunnen worden opgenomen. Toen de Stichting "Leeuwarder Werkgemeen schap" tot stand kwam gold voor deze categorie geen voorziening, die haar tewerkstelling bevorderde. Gedurende lange tijd bleven deze werklozen opgenomen in een sociale bijstandsregeling. De oprichting van genoemde stichting leidde er toe, dat althans aan een aantal van hen passende arbeid kon worden verschaft. Niet alleen in Leeuwarden, maar ook elders ontstonden destijds initiatieven, die resulteerden in do oprichting van beschuttende werkplaat sen. Algemeen groeide het besef, dat de situatie, waarbij de gehandicapten financieel gesteund werden doch hun tijd in ledigheid doorbrachten, slechts v/as te voorkomen, indien speciale werkobjocton werden gevonden, die re kening hielden mot de mogelijkheden van do betrokkenen. Dit inzicht lag ook ten grondslag aan de eerste Rijksregeling op dit terrein, die in 1949 werd uitgevaardigd, t.w. de Gemeentelijke sociale werkvoorziening- regeling voor handarbeiders (G.S.W.-regeling). Onder vigeur van deze regeling, waarvan do uitvoering in handen werd gelegd van de Colleges van Burgemeester en Wethouders, werd voor de categorie van gehandicapten allerwegen aangepaste werkgelegenheid geschapen, die het mogelijk maakte ook hen, naar vermogen, deel tc laten nemen aan do arbeid. Aanvankelijk v/as deze regeling voornamelijk afgestemd op het verrichten van werkzaam heden in de openlucht. Zij word echter sedert 1952 ook in toenemende mate toegepast op sociala werkplaatsen, onder moer op die van do stichting L.W.G. Geleidelijkaan is voor wat betreft de toepassing van de G.S.W.- regeling het zwaartepunt zelfs komen te liggen bij de sociale werkplaat sen (in 1962 waren er van de bijna 25.000 onder deze regeling vallende tewerkgestolden in ons land moor dan 17.000 werkzaam in een dergelijke werkplaats Hot was onder meer (doch zeker niet alleen) deze ontwikkeling, die aanleiding gaf tot een algehele en grondige herziening van de G.S.W.- rcgeling. Als gevolg daarvan stelde de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid bij een beschikking van 29 november 19^3 vast de "G.S.W.- rogeling 1963"> die van 30 december 1963 af van kracht is. Zij is van toepassing "op degenen, die om hoofdzakelijk in do persoon gelegen oor zaken voorshands in hot normale arbeidsproces niet plaatsbaar zijn, dan wel naar verwachting moer blijvend op werkgelegenheid in hot kader van deze regeling zijn aangewezen Zoals uit hot vorenstaande blijkt noemt do Stichting "Leeuwarder Werkgemeenschap" bij do toepassing van deze G.S.W.-regeling in onze Gemeente een belangrijke plaats in. Tewerkgesteld zijn thans bij deze Stichting rond 220 gehandicapten. De inwerkingtreding van de nieuwe regeling vormde voor ons een van de redenen (niet de enige) om ons af tc vragen, of do huidige rechtsvorm voor hot beheer over en de exploi tatie van de sociale werkplaats wol de meest bevredigende is. De nieuwe regeling laat de mogelijkheid bestaan om bij de toepassing daarvan een stichting als de onderhavige in te schakelen. Artikel 6 daarvan bepaalt namelijk: "Het gemeentebestuur (=College van Burgemeester en Wethouders) kan gehoorci de commissie, een privaatrechtelijke rechtspersoon, wiens statutaire doelstelling sociale werkvoorziening omvat, aan de uitvoe ring van deze regeling doen medewerken onder do volgende voorwaarden: - 3 - a. het gemeentebestuur blijft tegenover de Minister verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling; b. de verhouding tussen het gemeentebestuur en de privaatrechtelijke rechtspersoon, alsmede de onderlinge verdeling van de met de uitvoering van deze regeling samenhangende taken en bevoegdheden, worden onder goudkeuring van de rijksconsulent schriftelijk vastgelegd; c. de indiening van verzoeken en andere schriftelijke stukken bij de Minister of de rijksconsulent en de raadpleging van de commissie ge schiedt steeds door het gemeentebestuur." Uit deze bepaling - evenals uit verschillende andere artikelen van de regeling - blijkt, dat het gemeentebestuur gehouden is de regeling toe te passen en verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering daarvan. Bij de beantwoording van de boven opgeworpen vraag hebben wij het volgende overv/ogen. 1. Het College van Burgemeester en Wethouders wordt thans duidelijker nog dan voorheen (hoewel zulks ook toen wel het geval was) verant woordelijk gesteld voor de gang van zaken. Het moet die verantwoorde lijkheid ook kunnen dragen. Dit kan een reden worden geacht om het be heer aan de Gemeente te trekken. Indien de toestand ten aanzien van deze v/erkvoorziening dan aanleiding tot het uiten van klachten of wensen geeft, is het duidelijk waar de verantwoordelijkheid ligt. 2. Zoals bekend is zal de vervanging van de huisvesting van de werkplaats voor G.S.W.-ers een grote investering vergen (geraamd is een bedrag van 2,8 miljoen). Het risico hiervan zal voor de Gemeente komen. Het ligt dan ook in de rede deze investering ten behoeve van een gemeentelijke taak ook rechtstreeks door de Gemeente te laten doen en niet door een stichting. De Gemeente is - geheel in overeenstemming met de nieuv/e G.S.W.-regeling - dan ook direct verantwoordelijk voor de vormgeving van de plannen, voor de vraag wat noodzakelijk en ver antwoord is en voor de wijze waarop en de spoed waarmee de plannen worden verwezenlijkt. Het lijkt mogelijk aldus met kracht de maat regelen te verwezenlijken om op korte termijn aan de categorie van werknemers, waarom het hier gaat, een uit sociaal oogpunt geheel ver antwoord te achten, modern onderdak te verschaffen. 3- Zoals uit het vorenstaande blijkt geschiedt de toepassing van de G.S.W. regeling in onze gemeente voor een groot deel via de Stichting Leeu warder Werkgemeenschap. Er is echter ook een deel van de gemeentelijke taak ten aanzien van de sociale werkvoorziening, dat ressorteert onder de Gemeentelijke Sociale Dienst. Wij denken hierbij aan degenen, die zijn tewerkgesteld bij de zogenaamde buitenobjecten, en aan de hoofd arbeiders, die werkzaam zijn bij de enige tijd geleden ingestelde "schrijfkamer". Wij menen, dat het aantrekkelijker is al deze sociale werkvocrzieningsobjecten onder één apparaat samen te brengen. Met name de "buitenobjecten" vormen een vreemd element in de organisatie van de G.S.D.; hier maken technische taken deel uit van een zuiver admini stratieve (althans niet-technischedienst. Onder het per soneel van deze dienst zijn dan ook enkele technische krachten (werkleiders) opgenomen. Het ligt voor de hand, dat zij beter onder leiding zouden kunnen staan van degene, die met het beheer over de sociale werkplaats belast is. Verwacht mag worden, dat deze beter in staat is hun arbeid te beoordelen en de daarmee samenhangende vragen te beantwoorden. Minder voor de hand liggend is wellicht het betrekken van de schrijfkamer in de concentratie. Hier is immers in de eerste plaats sprake van de toepassing van een andere rijksregeling t.w. de S.W.H.- regeling (=Sociale Werkvoorzieningsregeling voor hoofdarbeiders), terwijl men in de tweede plaats zou kunnen stellen, dat de G.S.D. als administratieve dienst wel zeer goed in staat is de aan te trekken objecten voor deze schrijfkamer, alsmede de wijze van uitvoering daar van, te beoordelen. Anderzijds menen wij echter, dat een - voor zoveel mogelijk en verantwoord - commerciële aanpak van het werk en met name de mogelijkheid om geschikte opdrachten te verkrijgen ten aanzien van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1964 | | pagina 367