- 4 - instelling tot sparen met levensverzekering, mits ten aanzien van die overeenkomst wordt voldaan aan de hiervóór ten aanzien van een overeen komst van levensverzekering gestelde voorwaarden. P. uitgaven ten behoeve van niet in artikel 7 genoemde studies van de ambtenaar, zijn echtgenoot en de kinderen, waarvoor hij voor do heffing van de loonbelasting kinderaftrek genoot op 1 januari van het jaar, waarin die uitgaven zijn gedaan, voor zover deze studies: 1. als algemene vooropleiding kunnen worden beschouwd dan wel een opleiding vormen tot een vak of beroep, of een onderdeel van een dergelijke opleiding; 2. de voorbereiding op een examen ten doel hebben; 3- volgens het officiële programma een duur hebben van ton minste negen maanden Onder uitgaven ten behoeve van studies worden mede verstaan terug betalingen, waartoe de ambtenaar gehouden is op grond van terzake van vorenbedoelde studies vanwege de rechtspersoonlijkheid bezitten de lichamen verleende voorschotten, alsmede de terzake noodzakelijk gemaakte reiskosten, voor zover deze 60,-- per jaar te boven gaan. "G. Se aankoop van effecten, met dien verstande, dat deze aankoop slechts als besteding wordt aangemerkt indien de effecten vier jaar, of, in dien de ambtenaar in genoemd tijdvak is ontslagen terwijl hij de leef tijd van 65 jaar heeft bereikt of recht heeft op dadelijk ingaand pensioen, wachtgeld of een uitkering als bedoeld in artikel 1, onder h, of is overleden, tot het tijdstip van het ontslag of het overlij den in het bezit van de ambtenaar zijn geweest, dan wel in do loop van een van vorenbedoelde tijdvakken binnen zes maanden na de verkoop door andere effecten zijn vervangen. Indien de opbrengst van een ver kocht effect niet geheel voor de aankoop van een ander effect is aan gewend, wordt het verschil tussen bedoelde opbrengst en de aankoopsom van het andere effect niet als besteding in de zin van het eerste lid onder c, van artikel 2, aangemerkt." 2. Voorzover in een uitgave van overheidswege wordt bijgedragen wordt zij niet als een besteding in de zin van deze verordening aangemerkt. Artikel 4. 1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan wie ontslag is ver leend met recht op wachtgeld of uitkering en die uiterlijk op de datum van zijn ontslag het verlangen heeft te kennen gegeven om aan de in deze verordening neergelegde regeling te blijven deelnemen, wordt voor de toe passing van deze verordening eerst geacht te zijn ontslagen met ingang van de dag waarop hij geen wac'htgeld of uitkering meer geniet, of zoveel eerder hij elders in dienst is getreden. Voor de meerbedoelde ambtenaar geldt voor de toepassing van artikel 2, 30 lid, het bedrag, dat laatstelijk als pensioensgrondslag gold voor de de datum van zijn ontslag. 2. De ambtenaar, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan wie ontslag is ver leend met recht op wachtgeld of uitkering en die uiterlijk op de datum van zijn ontslag het verlangen heeft te kennen gegeven om aan de in deze verordening neergelegde regeling te blijven deelnemen, wordt voor de toepassing van deze verordening niet geacht ontslagen te zijn geweest, - 5' - indien hij binnen het tijdvak waarin hij wachtgeld of uitkering geniet opnieuw als ambtenaar in dienst van de gemeente is getreden. Voor de hierbedoelde ambtenaar geldt voor de toepassing van artikel 2, 3e lid: a. het bedrag, dat laatstelijk als pensioensgrondslag gold voor de datum van zijn ontslag, dan wel b. het bedrag dat als pensioensgrondslag geldt op of na de datum van zijn indiensttreding, indien dit gelijk is aan of hoger is dan het onder a. bedoelde bedrag. Hoofdstuk II Periodieke betalingen Artikel 5 Aanspraak op spaarpremie bestaat over de volgende voor de berekening van de spaarpremie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, als premiegrondslag aan te merken bedragen: ahet totaalbedrag, dat de ambtenaar in het laatstverlopen kalenderjaar heeft uitgegeven wegens periodieke betalingen ten behoeve van een of meer der in artikel 3> eerste lid, onder A, B, D tot en met P genoemde bestedingsobjecten; b. het totaalbedrag, dat de in de loop van een kalenderjaar ontslagen of overleden ambtenaar heeft uitgegeven tussen het begin van het lopende kalenderjaar en de datum van diens ontslag of overlijden wegens perio dieke betalingen ten behoeve van een of meer der in artikel 3* eerste lid, onder A, B, D tot en met F genoemde bestedingsobjecten, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, derde lid. Artikel 6 1. Een verzoek van de ambtenaar, gewezen ambtenaar of rechtverkrijgenden van de overleden ambtenaar, om toekenning van spaarpremie wegens perio dieke betalingen, bedoeld in artikel 5, kan, behoudens in de gevallen van ontslag en overlijden, slechts na afloop van het kalenderjaar bij burge meester en wethouders worden ingediend en dient te geschieden door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier (model A),- onder overlegging van de nodige bewijsstukken. 2. De spaarpremie wordt zo spoedig mogelijk aan de ambtenaar, gewezen ambtenaar of rechtverkrijgenden van de overleden ambtenaar uitgekeerd. Artikel 7 1. Indien de ambtenaar in het laatstverlopen kalenderjaar periodieke beta lingen heeft verricht ten behoeve van een of meer der hierna te noemen studies, welke voldoen aan de in artikel 3* eerste lid, onder F, en tweede lid, gestelde eisen, heeft hij, ongeacht de terzake werkelijk gemaakte kosten, aanspraak op een spaarpremie bedoeld in artikel 2, tweede lid, over een of meer van de achter die studies vermelde premiegrondslagen. Indien ten behoeve van deze studies noodzakelijkerwijs reiskosten zijn gemaakt, wordt de premiegrondslag verhoogd met het bedrag dezer kosten, dat per jaar 60,-- te boven gaat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1964 | | pagina 447