stuursorgaan blijft. Artikel 64 spreekt dan ook van "het toezicht van de
raad" en van "de verantwoording aan de raad". De positie van een commissie
is dus vergelijkbaar met die van het College van Burgemeester en Wethouders
er is een bepaalde taak, die moet worden vervuld en ten aanzien waarvan men
een zekere vrijheid van handelen heeft, maar de Raad kan ter verantwoording
ro epen
Bovendien kan in de desbetreffende verordening b.v. worden bepaald:
dat bepaalde besluiten van de commissie de goedkeuring van de Raad
of van B. en W. behoeven;
dat bepaalde besluiten aan de Raad of B. en W. moeten worden medege
deeld;
dat de Raad of B. en W. ten aanzien van bepaalde besluiten een
schorsings- en vernietigingsrecht c.q. een schorsingsrecht hebben.
Aldus kan de eenheid van beleid gewaarborgd worden.
Behalve commissies met verordenende, besturende of uitvoerende be
voegdheid blijven ook mogelijk commissies met een in hoofdzaak adviserende
taak, te vergelijken met de oude commissies van bijstand. Artikel 62
tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt n.l., dat de instelling van vaste
commissies van advies en bijstand aan Burgemeester en Wethouders en de
regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door de Raad
op voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wat bij vergelijking van deze
bepaling met de vroegere wetsbepaling terzake opvalt is:
a. voortaan heet een dergelijke commissie "commissie van advies en bij
stand";
b. er is niet meer voorgeschreven, dat een dergelijke commissie de taak
heeft om Burgemeester en Wethouders in het beheer van een bepaalde tak
van de huishouding der Gemeente bij te staan;
c. er is niet meer bepaald, dat een lid van het College van Burgemeester
en Wethouders voorzitter moet zijn van een commissie, als hier bedoeld;
d. er is niet meer in de wet bepaald, dat de zittingsduur van de leden
van een dergelijke commissie niet langer mag zijn dan die van de leden
van de zittende raad;
e. in een commissie van advies en bijstand kunnen nu ook niet-raadsleden
zitting hebben; uiteraard hebben zij dan in de commissie stemrecht;
daarom is nu ook vervallen de bepaling, dat de Burgemeester, niet lid
van de Raad zijnde, als voorzitter van een dergelijke commissie stem
recht mist.
Niet door de Raad ingestelde commissies.
Niet alleen commissies, ingesteld door de Raad, zijn mogelijk.
Artikel 62, eerste lid, bepaalt, dat commissies van advies
a. uitsluitend aan Burgemeester en Wethouders door dar College; en
b. uitsluitend aan de Burgemeester door deze
worden ingesteld.
Als de wet dit niet regelde, zou de praktijk toch zo zijn. Tot nu
toe werd aan Burgemeester en Wethouders b.v. ook niet het recht ontzegd
zich door anderen - eventueel verenigd in een commissie - te doen advise
ren. Het is nu eenmaal vanzelfsprekend en verstandig, dat men zich laat
raden door personen, die van een bepaalde materie veel weten.
Dat deze mogelijkheid bestaat, is nu evenwel in de wet uitdrukkelijk
vastgelegd, omdat de bepalingen omtrent de commissies thans niet meer
voorkomen in de titel over de Gemeenteraad, maar in een afzonderlijke titel
(II a) "Van de Commissies" zijn samengebracht. Men zou daarom anders mis
schien kunnen twijfelen, of deze regeling niet als uitputtend moet worden
beschouwd en er dus geen ruimte voor door B. en W. en de Burgemeester in
te stellen adviescommissies zou zijn. Gelet op de bepalingen betreffende d
commissies van advies en bijstand en op de wetshistorie, moet men conclu
deren, dat in artikel 62, eerste lid, in de eerste plaats gedacht is aan
commissies met een tijdelijke, aflopende adviestaak.
Commissie Strafverordeningen.
Een bijzonder punt, dat de aandacht vraagt is het feit, dat artikel
197 van de Gemeentewet is geschrapt. Dit artikel bepaalde, dat de straf
verordeningen zoveel mogelijk door een vaste commissie uit de Raad moesten
worden ontworpen. De Burgemeester was hiervan krachtens wetsbepaling voor
zitter en had in de commissie stemrecht. De wettelijke basis voor deze
commissie is dus verdwenen. Een verordening betreffende deze commissie
bestaat in Leeuwarden niet, zodat in elk geval hier ook geen beroep moge
lijk is op de overgangsbepaling van de wijzigingswet (artikel li).
Wij menen derhalve te moeten concluderen, dat in onze Gemeente de
Commissie Strafverordeningen niet meer bestaat, althans niet meer kan
functioneren. De voorbereidingstaak berust ten deze voortaan dus bij ons
College (art. 209, onder s), tenzij de Raad - op ons voorstel (art. 63,
tweede lid) - het ontwerpen van strafverordeningen alsnog aan een com
missie zou opdragen. Een commissie met een adviserende taak op dit terrein
zou ook denkbaar zijn. Wij komen op een en ander hierna terug.
IV. Toepassing van de nieuwe wettelijke mogelijkheden.
De wijziging van de Gemeentewet op het stuk van de commissies - en
met name de bijna onbegrensde scala van mogelijkheden, die zij heeft ge
opend - heeft naar ons gevoelen de gemeentebesturen wat overvallen.
Jarenlang was er door Staats- en andere commissies en in rapporten en ge
schriften al wel gezocht naar nieuwe wegen, maar vrijwel onopgemerkt,
althans zonder dat via de dagbladpers of de vaktijdschriften e.d. hieraan
veel aandacht werd geschonken, kwam in de loop van de vorige zomer deze
enorme verruiming van de mogelijkheden voor de Gemeenten om intern tot
decentralisatie over te gaan tot stand. De gemeentebesturen, zelf veelal
in de voorste gelederen staande van de voorvechters van decentralisatie
binnen het Rijk, hebben nu de kans om het goede voorbeeld te geven door
vertrouwen in anderen te stellen en taken en bevoegdbeden over te dragen.
Dat niet iedereen er van overtuigd is, dat dit van narte zal gaan, blijkt
o.m. uit een artikel in "De Nederlandse Gemeente" van 16 oktober j.l. van
de hand van de heer J.J.M. Festen, waarin wordt voorspeld, dat zeker in de
middelgrote en kleinere gemeenten van de geschapen mogelijkheden een zeer
spaarzaam gebruik zal worden gemaakt. In een aan de wetswijziging gewijde
artikelenreeks in "De Gemeentestem" kan het zelfde geluid worden beluisterd.
Niettemin zijn er ook enkele (zij het nog sporadische) symptomen van
belangstelling voor de nieuwe mogelijkheden waar te nemen. Zo is in de
gemeente Schiedam een commissie in het leven geroepen, die zi°h zal bezin
nen op de wijze, waarop hiervan gebruik kan worden gemaakt. De interesse,
die ook in Uw Vergadering hiervoor aan de dag is gelegd, brachten wij in
de aanhef van deze nota reeds in herinnering.
Wij achten het overigens zeer begrijpelijk, dat men sceptisch staat
tegenover een al te enthousiast inslaan van de nieuwe wegen* Er zijn
stellig gevaren en bezwaren. V/ij noemen hiervan de volgende:
a. Met name het gevaar van te grote verbrokkeling van het bestuur en daar
mee van de aantasting van de eenheid van beleid is niet denkbeeldig.
b. Een ander bezwaar kan zijn: de onoverzichtelijkheid van het bestuur.
Hoe is de positie van een directeur van een bedrijf, als daarvoor een
beheerscommissie is ingesteld? Heeft hij met Burgemeester en Wethouders
of met de commissie te maken?
c. Een bedenking, die zeker niet ten onrechte tegen een in belangrijke mate
inschakelen van een commissie kan worden ingebracht, is, dat de leden
van een dergelijke commissie hun taak in de regel naast een bepaalde
werkkring, dus min of meer als vrijetijdsbesteding, moeten vervullen.
Weliswaar kunnen verschillende van deze bezwaren goeddeels worden on
dervangen door een goede reglementering, waarbij vooral aandacht kan
worden besteed aan toezicht, verantwoording enz., toch zou het naar onze
mening zeer onverstandig zijn de nieuwe mogelijkheden meteen op grote
schaal te gaan benutten. Het zou stellig niet in het belang van de
Gemeente zijn deze mogelijkheden te gaan gebruiken enkel omdat men met
zijn tijd mee wil gaa.n. Veel meer voor de hand liggend lijkt het ons om
daar waar er een duidelijke aanwijzing is, dat inschakeling van derden van
belang is en mogelijk moet worden geacht, eens een voorzichtige proef te
nemen. De gedachten zullen daarbij in de eerste plaats uitgaan naar die