Wij willen hier noemen de door de hoogleraar Jac.P. Thysse veronderstel
de mogelijkheid van een groei van het gebied Leeuwarden tot 600.000 inwoners.
Men kan aan dergelijke veronderstellingen zo veel waarde toekennen als men
wil, duidelijk is in ieder geval, dat het voor het ontwerpen van stede-
bouwkundige plannen geboden is rekening te houden met een zeer belangrijke
uitbreiding van het aantal inwoners. Een doelgericht beleid inzake de
ruimtelijke ordening is derhalve nu meer dan ooit noodzakelijk. Dit geldt
zowel voor de uitbreiding van de Gemeente, ten aanzien waarvan wij U bij
afzonderlijke brief een algeheel structuurplan zullen doen toekomen, als
voor de oude binnenstad. Met het oog op de te verwachten ontwikkeling zal er
onder meer rekening mee moeten worden gehouden, dat in de toekomst meer
personen in de dienstverlenende bedrijven te werk zullen worden gesteld,
hetgeen betekent, dat het stadscentrum hiervoor een plaats zal moeten kun
nen bieden. Dat de binnenstad in de toekomst ook haar taak als centrum van
een stad met omvangrijke buitenwijken moet kunnen vervullen spreekt wel
vanzelf.
Wellicht ten overvloede willen wij thans nog het een en ander opmerken
over het plan, zoals U dat in 1963 werd aangeboden. Wij wijzen in de
eerste plaats op de geprojecteerde parkeerplaatsen aan de rand van de bin
nenstad. Deze projectie heeft de bedoeling het gemotoriseerde verkeer zo
veel mogelijk uit de city te houden. De bezoekers van de stad zullen vol
gens de gedachtengang van de ontwerpers onmiddellijk na het binnenkomen
van de stad, dus binnen de stadsgrachten, gelegenheden vinden om hun voer
tuigen te parkeren. Vanaf die gelegenheden is het mogelijk via bestaande
straten de gewenste bestemming te voet te bereiken. De af te leggen afstand
kan nooit groot zijn, omdat men voor het kiezen van de parkeergelegenheid
steeds rekening kan houden met de plaats, waar men moet zijn. Deze afstan
den zijn overigens hier ter stede niet zo groot, dat zij een wezenlijk be
zwaar zouden kunnen opleveren. De bestaande straten, ook in de achterge
bleven stadsdelen, zullen aantrekkelijker moeten worden gemaakt door het
treffen van maatregelen tot rehabilitatie van die stadsdelen. Dergelijke
maatregelen zullen naar onze mening noodzakelijkerwijs moeten voortvloeien
uit aanvaarding van het ontworpen binnenstadsplan.
Het is naar onze mening zonder meer duidelijk, dat het niet mogelijk
is alle gemotoriseerde verkeer bij de geprojecteerde parkeerterreinen aan
de rand van de binnenstad halt te laten houden. Door het vaststellen van
diverse verkeersmaatregelen kan en zal het niet voor alle automobilisten
aantrekkelijk zijn hun voertuig mee naar het stadscentrum te nemen. Het zal
niettemin toch altijd mogelijk moeten blijven de binnenstad per auto te
bereiken. Wij denken in dit verband in het bijzonder aan het openbaar ver
voer en aan het bedienende verkeer. Het plan van 1963 beoogt de bereikbaar
heid van de binnenstad daarom mogelijk te laten, doch wil dit verkeer
zoveel mogelijk concentreren op enkele straten, die gedeeltelijk reeds aan
wezig zijn. Daarbij worden de typische winkelstraten zoveel mogelijk ver
meden. Een bijkomend voordeel van deze maatregelen is, dat de voor sane
ring in aanmerking komende gebieden beter bereikbaar worden en als het
ware een stimulans tot vernieuwing en herleving krijgen.
Wij attenderen U er vervolgens op, dat de in het plan voor de binnen
stad aangegeven toegangswegen van het wegenvierkant tot het hart van de
binnenstad een relatief bescheiden breedte zullen krijgen, die in geen
enkel opzicht kan wedijveren met de breedte van de ringweg. Alleen al om
die reden is het voor het doorgaande verkeer onaantrekkelijk een route
door de binnenstad te kiezen. Daar komt bij, dat de ringweg voor een ge
deelte reeds is en voor de rest zal worden aangewezen als voorrangsweg.
Een dergelijke verkeersmaatregel zal uiteraard niet worden getroffen voor
de wegen en straten in de binnenstad. Het ligt derhalve allerminst voor de
hand, dat het doorgaande verkeer een tijdvergende route door de binnenstad
zal volgen.
Het plan beoogt verder de schaal en de geslotenheid van de binnenstad
zoveel mogelijk te handhaven. Door het aanleggen van parkeerterreinen aan
de rand van de binnenstad, het aanwijzen van enkele straten in het bijzonder
voor het openbaar vervoer en het bedienende verkeer en het treffen van een
aantal andere verkeersmaatregelen is het naar ons oordeel stellig mogelijk
het gestelde doel te bereiken.
In het ontworpen plan is het eigenlijke winkelcentrum wat vloeropper
vlak betreft slechts weinig uitgebreid gedacht. Wij verwachten echter wel,
dat dit winkelcentrum nog meer van karakter zal veranderen. De diverse
wijkwinkelcentra zullen op het terrein van de dagelijkse levensbehoeften
steeds meer de taak van de winkelcity gaan overnemen. De winkelcity zal
zich steeds meer gaan beperken tot de meer duurzame verbruiks- en gebruiks
artikelen, een ontwikkeling overigens, die reeds duidelijk kan worden ge
constateerd. Het zal voor deze winkelcity steeds noodzakelijker worden, dat
zij goed bereikbaar is en verder, dat er voor het winkelend publiek, dat
wil zeggen voor de voetgangers, een rustig winkelmilieu ontstaat, dat niet
of zo weinig mogelijk wordt gehinderd door gemotoriseerd verkeer.
Het kantorencentrum is thans nog grotendeels binnen de grachten gele
gen. In het plan is de mogelijkheid geschapen bestaande kantoren uit te
breiden. De U bij onze in de aanhef genoemde raadsbrief mede overgelegde
functionele plattegrond toont echter vrij duidelijk aan, dat voor nieuwe
vestigingen reeds nu nauwelijks meer gelegenheid aanwezig is. Vandaar ook,
dat verschillende kantoren zullen worden gevestigd, c.q. zullen worden
verplaatst naar daarvoor in het uitbreidingsplan "Wilhelminabaan" bestemde
terreinen. Hiervoor zullen voorts terreinen, gelegen in het gebied Achter
de Hoven - Tulpenburg of aan en achter de Oostergrachtswal kunnen worden
aangewezen.
Beschouwing van de evenbedoelde functionele plattegrond van onze bin
nenstad leert welke functies de city thans vervult. Onderscheiden kunnen
worden de bestuurs- en kantoorfunctie, de handelsfunctie, de culturele en
recreatieve functie, de industriële functie en ten slotte de van steeds
minder belang wordende woonfunctie. De kaart laat bovendien een vrij duide
lijke indeling van de stad zien in onderdelen, waarin de onderscheidene
functies worden uitgeoefend. De bedoeling van het plan is deze situatie
niet alleen te handhaven, maar ook te bewerkstelligen, dat een dergelijke
functionele indeling wordt aangemoedigd en gewaarborgd. Het is naar onze
mening de taak van Uw Raad om te bevorderen, dat de veelzijdigheid en ge
varieerdheid van functies logisch en stedebouwkundig verantwoord in het
stadscentrum gewaarborgd is, opdat de city zijn functie in de grotere ge
meenschap zal kunnen blijven vervullen en dit centrum bovendien een grote
mate van levendigheid zal behouden.
Tegelijk met de toezending van het binnenstadsplan aan Uw Raad op 4
januari 1963 is het plan openbaar gemaakt. Het heeft ons College bijzonder
verheugd, dat dit plan allerwege met grote belangstelling is ontvangen. De
vele vergaderingen van instellingen van allerlei aard, de naar aanleiding
van het plan uitgesproken en geschreven commentaren en de zelfs overgelegde
alternatieve plannen getuigen van een liefde jegens onze stad, die zowel ons
als de ontwerpers van het binnenstadsplan, goed heeft gedaan.
Wij hebben gemeend de behandeling van het plan in de sectievergade
ringen van Uw Raad eerst te moeten laten plaats vinden, nadat de burgerij
en andere belangstellenden ruimschoots in de gelegenheid waren gesteld com
mentaar te geven op het plan. De vergaderingen van de secties uit Uw Raad
werden dan ook eerst gehouden in oktober 1963. Er werden daarbij zeer veel
vragen gesteld. Daarvoor mogen wij U verwijzen naar het hierbij gaande ver
slag van de rapporteurs.
Naar aanleiding van de reacties uit de verschillende sectievergade
ringen hebben wij gemeend omtrent een aantal punten opnieuw advies te moe
ten vragen aan de ontwerpers van het plan. Met name hebben wij gevraagd op
nieuw studie te maken van eventuele alternatieve plannen voor de aansluiting
van de noord-tangent van de wegenvierhoek op het westelijk stadsdeel, de
verplaatsing van de zuid-tangent, de doorbraken in de binnenstad, de demping
van stadsgrachten en het stadhuisplan. Het resultaat van deze nadere studie
heeft ons kortgeleden bereikt. Wij zijn dan ook eerst-nu in staat antwoord
te geven op de vragen, gesteld in de drie sectievergaderingen. Onze ant-