van vaste oeververbindingen. Weliswaar neemt het aantal schepen, dat de
thans bestaande beweegbare bruggen passeert af - de scheepvaartstatistiek
wijst inderdaad in deze richting - doch deze ontwikkeling rechtvaardigt
op zich zelf nog niet de afsluiting van het vaarwater. Het teruglopen van
het aantal schepen is namelijk mede te verklaren uit de omstandigheid, dat
het aantal schepen tot 200 ton uit economische overwegingen steeds verder
afneemt. Het betekent echter niet, dat de totale tonnage van de passerende
schepen is afgenomen of niet zelfs groter is geworden. Om een verantwoorde
beslissing te kunnen nemen inzake het afsluiten van het bovenbedoelde
vaarwater hebben wij opdracht gegeven via de daarvoor in aanmerking komende
brugwachters tellingen te houden van de de bruggen passerende schepen. De
resultaten hiervan zijn echter zeer onduidelijk. Op basis daarvan kan een
verantwoorde beslissing niet worden genomen. Er wordt daarom thans nage
gaan, op welke wijze wel een volledig en betrouwbaar inzicht kan worden
gekregen inzake het belang van genoemd vaarwater. Indien de uitslag van
het nadere onderzoek zou aantonen, dat afsluiting van het vaarwater ver
antwoord is, kan bedoeld lid zich met het maken van vaste oeververbindingen
verenigen. Bij een dergelijke uitslag van het onderzoek blijft dit lid
echter wel gekant tegen de in de variant op het alternatiefplan voorge
stelde demping van de Zuiderstadsgracht. Hij vindt deze gracht wel
karakteristiek voor de stad. Demping van deze gracht acht dit lid een on
juiste ingreep in het uiterlijk aanzien van de stad en een niet voldoende
te rechtvaardigen aantasting van het monumentale karakter van dit water.
Een gevolg van demping zou onder meer ook zijn, da.t de Waeze en de Potmarge
doodlopende waters zouden worden. Hij beseft, dat het innemen van dit stand
punt niet alleen gevolgen heeft ten aanzien van de zo nodige parkeergele
genheid, die moet worden geschapen, doch dat daaraan ook financiële conse
quenties verbonden zijn. Dit lid is echter van mening, dat het uiterlijk
aanzien van de stad en de handhaving van belangrijke monumentale onderdelen
van deze stad zo zwaar moeten wegen, dat de evenbedoelde consequenties
moeten worden aanvaard. Overigens is dit lid van mening, dat getracht zal
moeten worden de nodige parkeerruimte elders te vinden, waarbij gedacht
kan worden aan de voor sanering in aanmerking komende buurten, zoals ach
ter de KlanderijAchter Tulpenburg, Achter de Hoven, ten oosten van de
Oostergrachtswal e.d. Resumerende kan derhalve gesteld worden, dat het be
doelde lid van ons College, in afwachting van de mogelijkheid om de bete
kenis van het scheepvaartverkeer door de zuidelijke stadsgracht vast te
stellen, voorstelt thans nog geen beslissing te nemen inzake de afsluiting
van het openbare vaarwater tussen de Westerstadsgracht en het Nieuwe
Kanaal en voorts, indien een nader onderzoek zou aantonen, dat de afslui
ting van dit vaarwater door vaste oeververbindingen inderdaad verantwoord
is, voor de handhaving van het uiterlijk aanzien van het onderwerpelijke
stadsgedeelte en het monumentale karakter van deze gracht het alternatief
plan - en niet de variant hierop - te aanvaarden.
In tegenstelling tot de situatie, zoals die was gedacht in het plan, is in
het alternatief de Oostergracht gehandhaafd. V/ij zijn met deze wijziging
ingenomen, omdat deze karakteristieke afsluiting van de binnenstad waarde
vol moet worden geacht. Uit een oogpunt van stadsschoon moet handhaving
van deze gracht, die op een zo fraaie wijze haar beëindiging vindt door de
Prins Frederikkazerne en die wordt omringd door vrij veel boombeplanting,
worden toegejuicht. Wij beseffen, dat door dit alternatief op dit punt
een gedachte parkeergelegenheid wordt weggenomen, doch getracht zal moeten
worden deze gelegenheid in dezelfde omgeving terug te vinden. Dit zal
eensdeels moeten gaan ten koste van bestaande bebouwing en anderdeels door
enige versmalling van de gracht.
Door de reeds genoemde verlegging van de zuid-tangent van het wegenvier
kant zal het Wilhelminaplein niet meer zijn opgenomen in de binnenstads-
ring. Dit plein zal hierdoor nog meer gaan fungeren als parkeerterrein,
grenzend aan het winkelcentrum. Het lijkt ons in verband met deze wijziging
niet aanbevelenswaardig het verkeer van de zuid-tangent reeds bij de Prins
Hendrikstraat uit te nodigen de binnenstad in te gaan. Zoals wij hierboven
reeds opmerkten, zal de toegang tot het centrum van de city slechts op be
paalde, met zorg gekozen punten kunnen worden toegelaten. Het aantal van
die punten moet naar onze mening zo veel mogelijk worden beperkt. Met de
ontwerpers zijn wij daarom van mening, dat, althans voorshands, moet worden
afgezien van verbreding van de Prins Hendrikstraat.
Gezien het vele verzet, dat gerezen is tegen de in het plan geprojecteerde
doorbraak door de Weard en de Oude Lombardsteeg, is deze doorbraak in het al
ternatief achterwege gelaten. Deze wijziging zal het gedachte verkeersbeeld
in de stad ingrijpend veranderen. De aanvankelijke lussen, gevormd door de
verbinding van de noord- en de oosttangent via het Schoenmakersperk, Pijl
steeg, Beijerstraat, Eewal, Wortelhaven, Koningstraat en het Droevendal
enerzijds en door de verbinding van de zuid- en de westtangent, via de
Wirdumerdijk en de Nieuwestad anderzijds, zijn gehandhaafd. Het contact
tussen de beide lussen, via de verbrede Weerd en de Oude Lombardsteeg is in
het alternatief-plan echter weggenomen. Het gevoig hiervan zal zijn, dat
een grotere verkeersdruk op de binnenstadsring en de beide, zoeven genoemde
lussen zal ontstaan, vooral bij de knooppunten. Het lijkt ons verantwoord
de ontwikkeling terzake af te wachten. Wanneer de praktijk de noodzakelijk
heid zou aantonen, zal het in een later stadium mogelijk zijn een oplos
sing te vinden. De in het aanvankelijke plan geprojecteerde koppeling
lijkt ons thans het meest voor de hand liggend, doch wellicht openen zich
straks andere perspectieven.
In dit verband merken wij voorts op, dat de doorbraak Pijlsteeg-
Beijerstraat welke doorbraak tevens noodzakelijk is met het oog op een
goede verbinding van de noordelijke wijken van ds stad met het winkelcentrum
is gehandhaafd, zij het dat de vorm gewijzigd is. Het is namelijk moge
lijk gebleken het in het plan voorkomende "gat" n de wand van het
Gouverneursplein tot een minimum terug te brengen. Deze wijziging impli
ceert tevens, dat het pand op de hoek van de Beijerstraat en de Grote
Kerkstraat kan worden gehandhaafd.
Het aldus gewijzigde plan voor de binnenstad achten wij alleszins
aanvaardbaar als basis voor het beleid, dat in de toekomst ten aanzien van
de stedebouwkundige ontwikkeling van de binnenstad dient te worden ge
voerd
Alvorens deze brief te besluiten, gaan wij nog in op de vragen 3, 4
en 6 van het verslag van het in de vergaderingen van de secties van Uw
Raad verhandelde. Daarin wordt de mening van ons College gevraagd over
de van diverse zijden gedane voorstellen en gemaakte opmerkingen met be
trekking tot het in 19^3 ingediende plan. Het sp 'eekt vanzelf, dat niet
kan en behoeft te worden ingegaan op elk over heb plan gepubliceerd stuk.
Daar komt bij, dat in de bovenstaande beschouwingen over het plan, het
alternatief en de variant impliciet een antwoord is gegeven op een aantal
opgeworpen vragen.
A. Adres van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond.
De A.N.W.B. wil een ringweg direct buiten d i grachten en verwerpt de
gedachte aan een wegenvierkant als ringweg binne.i de singelgrachten, aan
gezien dit naar de mening van de bond verkeersaantrekkend zal werken en
teveel offers vraagt. A fortiori wordt dan het oorspronkelijk geprojec
teerde wegenkruis binnen het vierkant afgewezen.
Het adres van de A.N.W.B. geeft blijk van een misvatting t.a.v. de
bedoelingen van het plan. Het behandeld het plan alsof het uitsluitend,
althans primair, een verkeersplan zou zijn, daarbij de samenhang van
alle beschouwde aspecten miskennend. De bedoeling van het plan is evenwel
een geheel andere, namelijk het "saneren" van die stadsdelen die niet met
de ontwikkeling van de rest van de stad zijn meegegroeid en het aangeven
van mogelijkheden, om de binnenstad voor een lange reeks van jaren haar
hiervoren aangegeven functies te laten blijven vervullen. De mening van de
A.N.W.B., dat er gestreefd moet worden naar een goede verkeersverdeling
door middel van een op verantwoorde wijze aan de invalsradialen verbonden
ringweg met daaraan gelegen parkeergelegenheden, onderschrijven wij geheel.