Wo. 6275.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het schrijven d.d. 13 januari 1965 van het bestuur van
de Stichting Christelijke Lagere Technische School te Leeuwarden, hou
dende verzoek te willen verklaren, dat de uitbreiding van het leerplan
van de van deze stichting uitgaande Christelijke lager.' technische
school, alhier, met een afdeling fijnbankwerken nodig wordt geoordeeld;
gezien het advies van Burgemeester en Wethouders d.d. 26 april
1965 (bijlage no. 129);
gelet op artikel 25> 2e en 6e lid, der Nijverheidscnderwijswet
BESLUIT
te verklaren, dat de uitbreiding van het leerplan van de Christelijke
lagere technische school te Leeuwarden, uitgaande van de Stichting
Christelijke Lagere Technische School, gevestigd te Leeuwardenmet een
afdeling fijnbankwerken nodig wordt geoordeeld.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
- Voorzitter
Secretaris
Herziening grondwaarde erfpachtspercelen.
Bijlage no. 130. Leeuwarden, 6 mei 1965
Aan de Gemeenteraad.
Op alle erfpachtsrechten ten aanzien van tot 31 december 1990 ter
uitvoering van een besluit van Uw Raad in erfpacht uitgegeven percelen
grond zijn, voorzover bij de betreffende akten van uitgifte daarvan niet
werd afgeweken, van toepassing de "Bepalingen betreffende de uitgifte van
bouwterreinen, gelegen tussen Oostersingel en Cambuursterpad en toebeho
rende aan de gemeente Leeuwarden". Ingevolge het bepaalde in artikel 17
van die bepalingen waarvan een exemplaar bij de stukken voor U ter inzage
ligt, is Uw Raad gehouden de grondwaarde van die percelen in 1965 opnieuw
vast te stellen. De opnieuw vastgestelde grondwaarden strekken tot de
volgende herziening tot grondslag van de berekening van de erfpachts
canons
Ten aanzien van de percelen grond, welke destijds door de gemeente
Leeuwarderadeel tot 31 december 1990 in erfpacht werden uitgegeven en welke
sedert de grenswijziging in 1944 aan onze Gemeente in eigendom toebehoren,
bestaat een soortgelijke regeling. De verplichting tot herziening van de
grondwaarde van die percelen in 1965 is opgenomen in artikel 16 van de
"Bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen
te Huizum aan de westzijde van de Verlengde Schrans en toebehorende aan de
gemeente Leeuwarderadeel", waarvan eveneens een exemplaar voor U ter in
zage is gelegd.
Op grond van de aangehaalde bepalingen dient van de herziening van de
erfpachtscanons, die een gevolg is van het opnieuw vaststellen van de
grondwaarden, op kosten van de erfpachters een akte te worden opgemaakt.
Aan het tot stand komen van deze akte behoeft de erfpachter niet mede te
werken, aangezien met een eenzijdige akte kan worden volstaan.
Het aantal percelen waarvan Uw Raad de grondwaarde opnieuw moet vast
stellen bedraagt 4*100 met een totale oppervlakte van rond 62 ha. De bij
de erfpachtsuitgiften vastgestelde grondwaarden van bovenbedoelde percelen
vormen een totaalbedrag van 5*360.000,--; dat is gemiddeld 8,60 per m2
De jaarlijkse opbrengst aan erfpachtscanons van deze percelen bedraagt
rond 294*200,-- of gemiddeld van totale grondwaarde.
De van toepassing zijnde bepalingen betreffende de uitgifte van bouw
terreinen in erfpacht bevatten geen speciale voorschriften, welke in acht
moeten worden genomen bij het opnieuw vaststellen van de grondwaarden,
zodat Uw Raad daarbij - uiteraard binnen de grenzen, welke een uitvoering
te goeder trouw van de overeenkomsten stelt - naar eigen inzicht kan
handelen
De in erfpacht uitgegeven percelen zijn praktisch alle bebouwd. Even
als bij bebouwde eigen grond kan men bij bebouwde erfpachtspercelen
slechts spreken van een "afgeleide" grondwaarde. Er bestaat een onmisken
bare samenhang tussen de waarde van de opstal en de grondwaarde, welke
dient als basis voor de berekening van de erfpachtscanon. Voor de indivi
duele erfpachter vormt de te betalen erfpachtscanon een exploitatielast
voor de opstal, die de waarde van de opstal beïnvloedt naarmate het ver
schil tussen de erfpachtscanons voor "oude" en "nieuwe" percelen groter
wordt. Aangezien de productiekosten van bouwrijpe grond in gebieden, waar
de stad zich uitbreidt, thans een veelvoud bedragen van de grondwaarden
der in het verleden in erfpacht uitgegeven terreinen, achten wij een verho
ging van de grondwaarden van laatstbedoelde percelen alleszins gerecht
vaardigd, nu de met de erfpachters gesloten overeenkomsten daartoe de ge
legenheid bieden. Het is naar ons gevoelen duidelijk, dat de grondwaarden
van deze percelen niet zonder meer gelijk kunnen worden gesteld aan die
van de nog uit te geven percelen in nieuwe wijken, welke hun eindbestemming
