- 8 - niet mogelijk zou blijken, is een meerderheid van onze commissie geporteerd voor een provinciaal gasbedrijf, waaronder verstaan wordt een het gehele territoir der provincie bestrijkend bedrijf. Vrijwel algemeen is de commissie van oordeel dat een dergelijk bedrijf moet worden beheerd door de gemeenten en dat daarin voor de provincie geen plaats is." De vraag, of een bundeling van een productie- en distributiebedrijf van elektriciteit met een distributiebedrijf van aardgas, een ten dele met elektriciteit concur erende energiebron, wel zo wenselijk is, kunnen wij onbehandeld laten, omdat Gedeputeerde Staten nog geen enkele bereidheid hebben getoond om mede te werken aan de inbreng van het Provinciaal Elek- triciteits-bedrijf in een provinciaal energiebedrijf. Het gaat er daar nu thans in de eerste plaats om, of een samenwerking tussen provincie en gemeenten in een provinciaal gasbedrijf wenselijk is. Zoals uit het bovenstaande blijkt heeft zelfs de Provinciale Gascommissie deze vraag met bijna algemene stemmen ontkennend beantwoord. Naar onze mening terecht, omdat: 1. een medewerken van de provincie aan de gasdistributie in strijd zou zijn met het beginsel van de decentralisatie. Volgens dit beginsel dient het hogere bestuursorgaan aan het lagere bestuursorgaan resp. aan de lagere bestuursorganen de vervulling van die taken over te dragen.of over te laten, welke het lagere bestuursorgaan resp. de lagere bestuursorganen kunnen verrichten. Er is door Gedeputeerde Staten - terecht - niet ge steld, dat de Friese gemeentebesturen niet of niet goed in staat zouden zijn de distributie van aardgas te verzorgen. Die gsmeentebesturen hebben trouwens wel bewezen voor de vervulling van een dergelijke taak voldoende bestuurskracht te bezitten. Het, in het verleden ook door Gedeputeerde Staten zelf beleden, beginsel der decentralisatie, had hen dus moeten weerhouden om voor een kleiner of groter percentage bestuurs- invloed bij de aardgasdistributie te verlangen, te eerder nu de gasvoor- ziening van ouds tot de taak van de gemeenten heeft behoord. Een bijkomende omstandigheid is dan nog, dat Gedeputeerde Staten de provincie wel aandeelhouder in het gedachte provinciale gasbedrijf willen doen zijn, maar, zoals hierboven reeds werd opgemerkt, voor die aandeelhouder een financieel bevoorrechte positie verlangen. 2. het provinciaal bestuur bij het deel hebben in de aardgasdistributie drie kwaliteiten in zich zou verenigen n.l. die van exploitant van het P.E.B., van mede-exploitant van het gasbedrijf en van toezichthoudend orgaan van de gemeenten. Een zodanige samenvoeging van bevoegdheden achten wij onjuist. In het bijzonder achten wij een samenvoeging van de beide laatst genoemde bevoegdheden zowel in beginsel als uit een praktisch oogpunt verwerpelijk. - Wij zijn voorts van mening, dat de gemeente Leeuwarden haar be voegdheden ten aanzien van de wijze, waarop, en de prijzen, waartegen, zij aardgas distribueert niet voor het grootste deel uit handen kan geven. In het bijzonder met het oog op de ontwikkelingen, welke in de komende jaren mogelijk zijn, dient zij deze zaak aan zich te houden en niet grotendeels over te dragen aan anderen, die met betrekking tot die ontwikkelingen geen verantwoordelijkheid dragen. Wij kennen dan ook geen bestuur van een vergelijkbare gemeente, dat er anders over denkx. Wij menen bovendien, dat de gemeente Leeuwarden niet kan opkomen voor minder rendabele en onrendabele percelen buiten haar grenzen. Dit is een taak voor anderen, in de eerste plaats van de Gasunie door een zodanige inkoopprijs vast te stellen, dat er weinig onrendabele per celen zijn, vervolgens - uitgaande van de door Gedeputeerde Staten blxj- kens hun Statenvoorstel aangenomen aanwezigheid van een provinciaal belang - van de provincie, en tenslotte van de gemeenten, waarin zien die percelen bevinden. Indien de eigen verantwoordelijkheid van deze gemeenten verlegd wordt naar een provinciaal gasbedrijf mag worden ver wacht, dat de minder rendabele en de onrendabele percelen in zeer ruime mate in de distributie worden betrokken en dat de gemeente - 9 - Leeuwarden als participant in dat bedrijf de nadelige gevolgen hiervan zal ondervinden. Onder de "financiële aspecten" is aangetoond, dat de gemeente Leeuwarden bij toetreding tot de thans voorgestelde opzet, in hoofdzaak de onrendabele top van de investeringen in de thans nog gasloze gebieden zou betalen. Door het gat, dat op deze wijze in de gemeentebegroting zou ontstaan, zouden of andere gemeentelijke voorzieningen moeten worden verminderd respectievelijk nagelaten öf zou aan de ingezetenen een lastenverzwaring ten behoeve van deze voorzieningen moeten worden opge legd. Mede ter vervulling van de centrumfunctie van Leeuwarden (o.m. de Veemarkt!) zijn de lasten van haar ingezetenen reeds zwaarder dan in alle andere Friese gemeenten. Met het vorenstaande willen wij niet stellen, dat met betrekking tot de gasvoorziening de gemeente Leeuwarden zich niets van haar omgeving zou behoeven aan te trekken. Het tegendeel achten wij het geval. Wij zien haar taak echter niet in de (indirecte) financiering van minder rendabele en onrendabele aansluitingen buiten haar gebied, maar wel in een - ruime - medewerking aan het tot stand brengen en instand houden van een gemeen schappelijk toporgaan van de drie grote regionale sameawerkingen in wording en Leeuwarden. Sociaal aspect. In het bovenstaande is implicite de sociale zijde wan het onderwerpe- lijke vraagstuk reeds aangeroerd. De industrialisatie eist geen provinciaal gasbedrijf. In alle industriekernen v/ordt reeds aardgas gedistribueerd en is de nodige deskundigheid hiervoor aanwezig of gemakkelijk te verwervc-n. Daarom vormt het adres met zijn zeer algemene en - zoals uit het boven staande blijkt - onjuiste motiveringen van het Departement Leeuwarden e.o. van de Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid en Haidel geen construc tieve bijdrage tot de oplossing van het probleem. Het wekt zelfs verwonde ring, dat men van die zijde de industriekernen belasten wil - want hierop komt het neer - met een groot gedeelte van de gevolgen der voorziening van de minder rendabele en onrendabele gebieden. Deze voorziening is in belangrijke mate een sociale aangelegenheid, welke op een andere, n.l. op de bovenaangegevenwijze moet worden opge lost. - Conclusie Op grond van het bovenstaande stelt de meerderheid van ons College aan IJw Raad voor: 1. meergenoemd adres van het Departement Leeuwarden e.o. van de Neder- landscne Maatschappij van Nijverheid en Handel voor kennisgeving aan te nemen 2. ons College te machtigen om met de drie regionale gasbedrijven in werding de vorming van een gezamenlijk zgn. toporgaan voor te bereiden. In afwijking van het standpunt van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders zijn de Wethouders Tiekstra en Vellenga van oordeel, dat het onjuist is t.a.v. de toekomstige organisatie van de gasvoorziening in Friesland de ontwikkeling te baseren op de bestaande gasdistributiebedrij- ven en ook de uitbreiding van deze voorziening over te laten aan de zorg van de bestaande bedrijven resp. daarnaast op te richten bedrijven voor de thans nog gasloze gemeenten. Naar hun mening is als gevolg van de aardgasvondsten bij Slochteren, de recente vondsten in Friesland en de daarop gebaseerde bewezen voorraden aardgas resp. nog te verwachten hoeveelheden, het gehele beeld van de energie-voorziening in Friesland radikaal gewijzigd en dient een daarop passende organisatie tot stand te worden gebracht. Het gaat om een maximale economische en sociaal-economische benutting van het aardgas voor een zo groet mogelijk deel van Friesland en do Friese bevolking. Dit kan naar hun oordeel niet worden bereikt met gedeconcentreerde bedrijven en daarop gebaseerde bestuurlijke organisaties, maar verlangt een geconcentreerde I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1965 | | pagina 260