Artikel 6 wordt gelezen als volgt:
"1Behoudens het overigens in deze verordening bepaalde is het
bedrag der uitkering van een belanghebbende, bedoeld in artikel
3, eerste lid, onder a, gedurende de eerst: 2 maanden gelijk
aan het bedrag van. de laatstelijk genoten jeloning, gedurende
de volgende 2 maanden 85 en vervolgens 80 ben honderd van die
beloning.
2. Voor zoveel een belanghebbende, als bedoel! in artikel 3, eorst
lid, onder a, ten tijde van het on+slag een diensttijd van -on
minste 10 jaren heeft volbracht en het aanbal jaren van deze
diensttijd tezamen met het aantal jaren van de leeftijd, die
hij ten tijde van het ontslag heeft bereik jO oi meer bedraag
wordt hem na afloop van de in het eerste l:.d bedoelde termijnen
gedurende zes maanden een verdere uitkering verstrekt ten be
drage van 80 ten honderd van de laatstelijk voor het ontslag
genoten beloning.
3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op de belanghebben
de, die in de termen valt om vervroegd ouderdomspensioen te
genieten als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onder 1, der
Pensioenwet 1922 (Stb. 240)";
Artikel 8 wordt gelezen als volgt:
"Ten aanzien van een belanghebbende, als bedoeld in artikel 3, eers:
lid, onder a, vinden de artikelen 3, derde lid 8, tweede lid, 9,
vierde tot en met laatste lid, 10, 11, eerste lid onder a, b en d
en derde lid, 13, 14» 15 en 16 van de wachtgeldregeling voor zoveel
mogelijk overeenkomstige toe-passing.":
Artikel 9 wordt gelezen als volgt:
"1 Een belanghebbendeals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder
b of c, heeft binnen een termijn van 12 maanden, «eigende op
het hem verleende ontslag, en zolang hij de; leeftijd van 65 jr-
ren niet heeft overschreden, aanspraak op oen uitkering geduren'
156 dagen. De uitkering vangt aan op de .dag, waarop het ontslag
ingaat. De uitbetaling van de uitkering wordt opgeschort met in
gang van de dag, waarop de werkloosheid eindigt en wordt behou
dens het bepaalde in het derde lid, binnen die termijn var; 12
maanden telkens bij opnieuw intredende werkloosheid hervat.
2. Een gewezen belanghebbende, die buiten het geval bedoeld in ar
tikel 4» tweede lid, op het tijdstip van it gang van een. hem ver
leend ontslag niet voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel
3, eerste lid, onder b of c, hoeft, indien hij vervolgens door
ontslag uit een andere betrekking onvrijwillig werkloos wordt,
behoudens het bepaalde in het derde lid, alsnog aanspraak 00
oen uitkering gedurende 156 dagen, indien hij op het tijdstip
van laatstbedoeld ontslag alsnog voldoet aan de vereisten, bo-
doeld in artikel 3, eerste lid, onder b of c. Hit bepaalde ia
hot eerste lid vindt overeenkomstige toepassing.
3. Geen aanspraak op uitkering als bedoeld in de voorgaande ieder
bestaat, indien en zodra een belanghebbende terzake van her ont
slag aanspraak kan doen gelden op uitkering ingevolge de Werk
loosheidswet of enige publiekrechtelijke regeling inzake wacht
geld of daarmede gelijk te stellen uitkering, noch m-'ier. cv. roc:
zover in de gemeente dc:rgebrachie diensttijd reeds op de voet
van een zodanige regeling door enige uitkering is vergolden.
4. De uitkering bedoeld in het oorste on tweede lid bedraagt 80
van de laatstelijk voor het ontslag genoten beloning.
5. Ten aanzien van een belanghebbende, als bedoeld in het eerste lid,
vinden de artikelen 3? derde lid, 8, tweede lid, 10, tweede lid
en 11eerste lid, onder a, b en d, en derde lid van de Wacht
geldregeling voor zoveel mogelijk overeenkomstige to op-as sing"
h. In artikel 10, eerste lid, eerste volzin, wordt voor "126" gelezen
"156";
i. Het tweede lid van artikel 10 vervalt;
j. Het derde lid van artikel 10 wordt vernummerdtot tweede lid en wordt
gelezen als volgt:
"2. De uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt overigens verleend
op de voet van het bepaalde in hoofdstuk VI van het Algemeen
Ambtenarenreglementindien het betreft een belanghebbende als
bedoeld in artikel 2, onder a, en op de voet van het bepaalde
in par. 6 van de Arbeidsovereenkomstenverordening, indien het
betreft een belanghebbende als bedoeld in artikel 2, onder b".
k. De artikelen 16a en 17 wordenvernummerd tot de artikelen 17 en 19;
1. De titel van paragraaf 6 wordt gewijzigd van "Slotbepaling" in
"Slot- en overgangsbepalingen"
m. In paragraaf 6 wordt een nieuw artikel 18 ingevoegd, luidende als
volgt
"De belanghebbende als bedoeld in artikel 3> eerste lid, onder b of
c, wiens uitkeringsjaar op 1 januari 1965 nog niet is geëindigd,
heeft bij werkloosheid op of na die datum in dat uitkeringsjaar
aanspraak op uitkering over ten hoogste 156 dagen."
Artikel II.
Deze verordening werkt terug tot 1 januari 1965-
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
- 3 -