Wijziging Arbeidsovereenkomstenverordening.
Bijlage no. 153. Leeuwarden, 3 juni 1965-
Aan de Gemeenteraad.
Het Centraal Orgaan inzake gemeenschappelijke behandeling van ge
meentelijke personeelsaangelegenheden heeft bij schrijven van 22 maart
1965 aan de aangesloten gemeenten een wijziging aanbevolen van twee arti
kelen van de Arbeidsovereenkomstenverordening, n.l. de artikelen 35 en 32.
De eerste aanbevolen wijziging behelst een van-toepassing-verklaring
van enige artikelen van het Burgerlijk Wetboek, welke artikelen bepaalde
voorzieningen bieden in geval een der partijen de dienstbetrekking kenne
lijk onredelijk beëindigt. De andere wijziging heeft betrekking op de ge
schillen terzake van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 35» eerste lid, in de nieuw aanbevolen redactie, is gelijk
luidend aan het bestaande artikel, met dien verstande dat mede van toe
passing zijn verklaard de artikelen 1639 s, 1639 t en 1639 u van het
Burgerlijk Wetboek.
Deze artikelen, die met nieuwe inhoud bij de wet van 17 december
1953 (S. 619)? aan het Burgerlijk Wetboek zijn toegevoegd, bieden bepaalde
voorzieningen ingeval van onredelijke beëindiging der dienstbetrekking.
Het Centraal Orgaan had aanvankelijk bezwaar tegen van-overeenkomstige-
toepassing-verklaring van genoemde artikelen, omdat de rechtsbescherming
van het Burgerlijk Wetboek naar het inzicht van genoemd Orgaan voor de
burgerlijke rechter een vrijheidsmarge zou scheppen, uitgaande boven die
van de ambtenarenrechter.
Nu in de praktijk echter is gebleken dat de rechter aan genoemde ar
tikelen niet een zodanige uitleg geeft dat daardoor de overheid te zeer
aan banden wordt gelegd, is het Centraal Orgaan van mening dat deze
artikelen op de verhouding gemeente-arbeidscontractant van toepassing
kunnen worden verklaard. Ter voorkoming van praktische moeilijkheden ver
dient het volgens het Centraal Orgaan aanbeveling ook artikel 1639 u
(ieder vorderingsrecht krachtens artikel 1639 derde lid, 1639seerste
lid en 1639 "t» eerste lid, verjaart na verloop van zes maanden) van toe
passing te verklaren.
Mede in verband met het voorgaande is artikel 32 aangevuld en ge
wijzigd. Dit artikel bepaalt, dat geschillen terzake van de uitvoering van
een arbeidsovereenkomst niet onderworpen zijn aan het oordeel van de
burgerlijke rechter, doch worden beslist door een commissie van arbitrage.
Omtrent de interpretatie van dit artikel hebben zich vragen voorgedaan en
wel met name die, of ontslagkwesties al dan niet beschouwd kunnen worden
als geschillen over de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en of zij
derhalve al dan niet vallen onder de competentie van de gewone rechter.
Vooral gelet op de wenselijke eenheid van rechtspraak - een wense
lijkheid die te sterker naar voren treedt, nu de artikelen 1639 s en t van
het Burgerlijk Wetboek van toepassing worden verklaard - is het Centraal
Orgaan van oordeel, dat geschillen terzake van de beëindiging der dienst
betrekking in ieder geval aan het oordeel van de gewone rechter dienen te
worden onderworpenTen aanzien van andere kwesties is het Centraal Orgaan
van mening, dat deze veel meer voor een beslissing door een eigen arbi
tragecommissie in aanmerking komen. Uit de nieuwe redactie van artikel 32
blijkt daarom duidelijk, dat voor de toepassing van dat artikel ontslag
kwesties niet gelden als geschillen terzake van de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst, hetgeen derhalve betekent, dat die kwesties moeten
worden beslist door de burgerlijke rechter.
Wij zijn van oordeel dat het gewenst is de door het Centraal Orgaan
aanbevolen wijzigingen over te nemen.