- 4 - verordening bepaald is, dat in dergelijke gevallen een vergunning niet wordt geweigerd. De bedoelde bezwaren zijn derhalve niet gegrond. E. Benadeling in de uitoefening van bedrijven. In een aantal van de onder dit hoofd geclassificeerde bezwaarschriften wordt volstaan met de mededeling, dat adressanten zich ernstig in de uitoefening van hun bedrijf geschaad achten. Dit bezwaar is in zo verre onjuist geformuleerd, dat de Voorbereidingsverordening de uitoefening van bedrijven op de huidige basis geenszins belemmert. De verordening verbiedt enkel bedrijfsruimten geheel te vernieuwen of te veranderen dan wel uit te breiden. Voor de behandeling van dit bezwaar mogen wij verwijzen naar hetgeen hierboven onder C en hierna onder II is vermeld. F. Bezwaren tegen beperking van het eigendomsrecht. Terwijl de meeste adressanten, die onder bovenstaand hoofd zijn gerang schikt, volstaan met de constatering "dat hun eigendomsrechten worden verkort", brengt de Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij een principieel en gedocumenteerd bezwaar naar voren. Zij stelt: "De verordening tast het eigendomsrecht aan op een wijze, die wettelijk ontoelaatbaar is. Grondwet en verschillende wetten hebben het recht op de eigendom en de toegestane inbreuken daarop geregeld en daarmede tevens de grenzen aangegeven binnen welke beperkingen aan de eigendom kunnen worden gesteld. Uitgangspunt daarbij is, dat het recht van eigen dom één der grondpeilers van ons recht is; art. 165 Grondwet zegt, dat onteigening ten algemenen nutte slechts is toegestaan in bepaalde, bij de wet (in het bijzonder de Onteigeningswet) geregelde gevallen en alleen tegen schadeloosstelling; art. 625 B.W. beschrijft de eigendom als het recht om van een zaak het vrije genot te hebben en daarover op de volstrektste wijze te beschikken, behoudens wettig tot stand gekomen beperkingen (die aan het beginsel niet verder afbreuk mogen doen dan wettelijk is toegelaten of behoort);". Beginnende met de laatstgeciteerde opmerking van de Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij wijzen wij er op, dat de Voor bereidingsverordening, als zij van kracht is geworden, één van die wettig tot stand gekomen beperkingen van het eigendomsrecht is, waarove artikel 625 van het Burgerlijk Wetboek spreekt als het verbiedt de eigendom te gebruiken op een wijze, strijdig met de openbare verorde ningen, "daargesteld door zoodanige magt, die daartoe volgens de Grondwet, de bevoegdheid heeft". Uw Raad is een zodanige macht, die volgens artikel 155 van de Grondwet en artikel 168 van de Gemeentewet de verordeningen maakt in het belang van de Gemeente, terwijl artikel 45 van de Woningwet de Raad bevoegd verklaart, verordeningen met be trekking tot de aard van de bebouwing en het gebruik van gronden in de bebouwde kom vast te stellen. Betreffende het in bovenstaand citaat aangehaalde artikel 165 van de Grondwet merken wij op, dat dit artikel handelt over de onteigening) dat wil zeggen het ontnemen van het eigendomsrecht. Nu mag volgens constante jurisprudentie een gemeentelijke verordening niet zo ver gaan in de eigendomsbeperking, dat feitelijk eigendoms-onteigening plaats vindt. Zo ver gaat de Voorbereidingsverordening echter ook niet. De eigenaren van een pand, waarop de verordening van toepassing zal zijn.) worden in hun bevoegdheid tot het gebruik van dat pand slechts beperkt, iets wat ook plaats vindt door tal van andere gemeentelijke verorde ningen. Wij noemen in dit verband slechts de Algemene Pol itieverordeni: en de Bouwverordening. Mede gelet op tal van uitspraken van de Hoge ih: is het volkomen duidelijk, dat de gemeentelijke verordeningen de eige naar in de wijze van gebruiken van zijn eigendom mogen beperken, mits eigendom zelf in stand blijft. Wij zijn dan ook van oordeel, dat de in het ontwerp van de Voorbe reidingsverordening voorgestelde eigendomsbeperking wettelijk toelaat baar is en dat deswege ingediende bezwaren ongegrond moet worden ge acht Bezwaren in verband met de waardedaling van eigendommen. Eén van de reclamanten schrijft: "Het feit, dat van tevoren vaststaat dat het, in de Woningwet verankerde, recht tot bouw of verbouw is gede gradeerd tot een gunst van Burgemeester en Wethouders, bewerkt reeds een waardedaling". Een eventuele koper zou in deze gedachtengang na de totstandkoming van de Voorbereidingsverordening minder willen betalen. Als deze stelling juist zou zijn, is het nog de vraag of hier in alle gevallen sprake is van geleden schade dan wel slechts van gederfde winst. Een winst bovendien, afhankelijk van de toch altijd min of meer speculatieve verwachtingen van de koper. Duidelijk zal naar onze mening moeten worden gesteld, dat vooral door de activiteiten van de overheid, in de binnenstad waardevolle eigendommen zijn gelegen. De bedoeling van de Voorbereidingsverordening en het eerder aangehaalde binnenstads plan is om de economische waarde van de binnenstad in het algemeen en daarmee tevens van de particuliere eigendommen te behouden, onder meer door verkrotting tegen te gaan en zorg te dragen voor de goede bereik baarheid van het centrum. Zeer grote bedragen zullen hieraan moeten worden besteed. Het is naar onze mening niet juist elke eventuele waardedaling los te zien van de waardehoudende en waardevermeerderende werking van de in deze te treffen overheidsmaatregelen. Dit sluit ove rigens niet uit, dat er in individuele gevallen reden kan zijn schadever goeding toe te kennen. Vervolgens is het naar onze mening onjuist te stollen, dat het in de Woningwet verankerde recht om te bouwen is gedegradeerd tot een gunst van Burgemeester en Wethouders. Het doel van de V/oningwet is immers onder meer het ongebreidelde bouwen aan banden te leggen. Artikel 6 van de Woningwet bepaalt dan ook onder andere, dat Burgemees ter en Wethouders een gevraagde bouwvergunning moeten weigeren, wanneer het bouwplan strijdt met voorschriften ex artikel 45 van de Woningwet. De vaststelling van dergelijke voorschriften, waartoe de Voorbereidings verordening behoort, laat de wet - onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten - over aan de Raad. Door de vaststelling van de Voorbereidings verordening wordt aan belanghebbenden derhalve geen recht ontnomen. Het is wellicht juister om te stellen, dat bepaalde verwachtingen worden doorkruist Of de doorkruising van de individuele verwachtingen een reden kan zijn voor de toekenning van schadevergoeding zal in elk concreet geval moeten worden beoordeeld. Ten slotte willen wij in het algemeen nog opmerken, dat tegenover de beperking van de vrijheid van handelen nog staat het belang, dat een eigenaar er bij heeft, dat in de naaste omgeving van zijn pand niet een (uit algemene gezichtshoek, maar ook uit een oogpunt van zijn persoon lijk belang) ongewenste ontwikkeling kan ontstaan. Op grond van bovenstaande beschouwingen en voorts gelet op de in de Voorbereidingsverordening van toepassing verklaarde Schadevergoedings verordening zijn ook de onder dit hoofd bedoelde bezwaren naar onze mening ongegrond. Bezwaren tegen de onoeperkte bevoegdheid tot weigering van vergunningen en het opleggen van voorwaarden (rechtsonzekerheid. Het algemene bezwaar richt zich tegen de beweerde ongelimiteerde be voegdheid van Burgemeester en Wethouders, tot weigering van de vergun ning en het stellen van voorwaarden. De verordening is inderdaad in algemene termen gesteld. Daarom hebben de door verschillende adres santen aangevoerde bezwaren enige schijn van juistheid. Het is aan die adressanten niet bekend, welke maatstaven Burgemeester en Wethouders zullen aanleggen bij de beoordeling van aanvragen om woningen als winkel of pakhuis bijvoorbeeld in gebruik te mogen nemen. Toch zijn Burgemeester en Wethouders niet zo vrij, als reclamanten denken. In de eerste plaats is ons College gebonden aan het algemene rechtsbeginsel, dat een vergunning slechts mag worden geweigerd en voorwaarden slechts mogen worden gesteld ter bescherming van het belang,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1965 | | pagina 310