Nota betreffende de bouw van een tunnel tussen de Schrans en het Zuider
plein en het ophogen van de spoorbaan tussen het stationsemplacement en
de spoorbrug over de Tijnje.
Bijlage no. 194* Leeuwarden, 8 juli 1965»
Aan de Gemeenteraad.
In onze brief van 7 september 1964s bijlage no. 291? waarbij het ont
werp voor de gemeentebegroting en de begrotingen van de takken van dienst
voor het jaar 1965 aan Uw Raad ter vaststelling werden aangeboden, zegden
wij U een afzonderlijke nota toe met betrekking tot het maken van een tun
nel tussen de Schrans en het Zuiderplein en tot het verhogen van de spoor
baan Leeuwarden-Groningen, voorzover gelegen ten westen van de Tijnje.
Aan deze toezegging voldoen wij bij deze.
Algemeen.
Bij verschillende gelegenheden is de mogelijkheid c.q. de wenselijk
heid geopperd om van het station Leeuwarden een zogenaamd kopstation te
maken. De spoorlijn van Leeuwarden naar Groningen zou dan vanaf het station
der N.S. eerst in westelijke richting en vervolgens ten zuiden van de stad
moeten worden gelegd om ten slotte op een punt ten oosten van de stedelijke
bebouwing weer op de bestaande lijn aan te sluiten.
Op deze wijze zou het mogelijk zijn het thans door de stad lopende ge
deelte van de spoorlijn Leeuwarden-Groningen geheel op te heffen. Een oplos
sing in deze zin moet wel als de meest radicale worden aangemerkt. De N.V.
Nederlandsche Spoorwegen kan aan een dergelijke oplossing echter geen mede
werking verlenen, omdat de consequenties daarvan voor haar onaanvaardbaar
zijn. Genoemde vennootschap heeft haar bezwaren als volgt omschreven;
a. tengevolge van de omlegging van de spoorlijn wordt de reisafstand tussen
Leeuwarden en Groningen met 4 km verlengd;
b. het creëren van een kopstation wordt in hoge mate ongewenst geacht met
het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen en
c. aan het omleggen van de spoorlijn is het bijkomende bezwaar verbonden
van de zeer hoge kosten.
Met de N.V. Nederlandsche Spoorwegen zijn wij dan ook tot de slotsom
gekomen, dat als enige oplossing van de verkeersvraagstukken, voortvloei
ende uit de aanwezigheid van het gedeelte van de spoorlijn Leeuwarden-
Groningen tussen het station N.S. en de Tijnje, in aanmerking komt het
maken van onderdoorgangen.
Tunnel tussen Schrans en Zuiderplein.
Zowel bij Uw Raad als bij ons College is al lange tijd geleden voorzien,
dat de verkeerssituatie bij de spoorwegovergang in de Schrans in de toe
komst ernstige moeilijkheden zal opleveren. Met het oog daarop werd reeds
in de bezettingsjaren aan de directeur der Openbare Werken opgedragen zich
te beraden over mogelijkheden tot de bouw van een tunnel ter vervanging van
de bestaande gelijkvloerse spoorwegovergang. Aan deze opdracht is voldaan,
doch de terzake verrichte studies hebben niet geleid tot een concreet plan.
Deze aangelegenheid hield evenwel de aandacht. In 1956 diende de toen
malige directeur der Openbare Werken plannen bij ons in tot de bouw van een
tunnel. Ons College besloot in principe deze plannen te accepteren en ver
der te laten uitwerken. Het nemen van een definitief besluit bleek evenwel
nog niet mogelijk, omdat ons nog geen overzicht kon worden verstrekt van
de gevolgen van de bouw van de geprojecteerde tunnel. Zo was ons onder meer
niet duidelijk wat de gevolgen zouden zijn voor het bedrijf van de Reini
ging- en Ontsmettingsdienstvan de Lijempf, de eigendommen van de N.Y.
Nederlandsche Spoorwegen, de bevaarbaarheid van de Potmarge enz.
Intussen trad een nieuwe directeur der Openbare Werken in functie, die
zich al spoedig met de tunnelplannen geconfronteerd zag. Deze deelde ons in
november 1958 mede, dat de eerder ontworpen plannen niet uitvoerbaar waren.