- 6 - waarvan de wetgever een ander doel voor ogen stond, speelt tlians geen enkele rol. De wetgever van 1838 ken de tegenwoordige stede lijke ontwikkeling, die de bohoefte aan oen tijdelijk ter beschik king van de burgers stellen van bouwterreinen door de Overheid heeft doen ontstaan, ook niet voorzien, aan de andore kant kan men stellen, dat het oorspronkelijke doe]., zoals de heer Wiersma dat formuleert, t.w. "het mogelijk maken van ontginning van woeste gronden", 'zo langzamerhand in het geheel niet meer ver dient te worden nagestreefd. De heer Wiersma komt verder tot de slotsom, dat er behoefte aan bestaat, dat de rechtspositie van de Leeuwarder erfpachter op een voor ieder begrijpelijke wijze wordt uiteengezet. Vanzelfsprekend zouden wij hot hebben toegejuicht indien, in de akten van overdracht van erfpachtsrecht steeds duidelijk mel ding was gemaakt van de meest essentiële bepalingen, die bij de vestiging van dat recht van toepassing zijn verklaard (b.v. met betrekking tot het recht en de plicht van de Gemeenteraad tot periodieke hernieuwde vaststelling van de grondwaarde als basis van de canon). Of dit wel of niet geschiedde, ligt echter buiten het terrein van de bemoeienissen van de Gemeente als blote eigenares van de grond. Afgezien echter van de bovenbedoelde vraag lijkt het ons een buitengewoon moeilijke, ja zelfs onuitvoerbare opgave om "op een voor ieder begrijpelijke wijze" een juist en volledig beeld van de rechtspositie van de erfpachter te geven. Daarbij zouden immers talloze ingewikkelde juridische facetten van het erfpachtsrecht en daarmee van de rechtstoestand van de erfpachter moeten worden belicht. Wij mogen u in dit verband wijzen op de inhoud van de memorie van toelichting bij het U aangeboden ont werp-' van de Algemene Erfpachtsbepalingen Leeuwarden 1965 (bij lage no. 281De heer Wiersma maakt in zijr brief van 30 juli j.l. trouwens zelf reeds melding van het feit, dat omtrent een interessant aspect van het erfpachtsrecht vole rechtskundigen, die zich in deze materie hebben verdiept, tot onderling afwij kende meningen zijn gekomen. Het zou dar. ock misleidend kunnen zijn te pogen een algemene, volledige en voer ieder begrijpelijke (overigens zeker een illusie!) interpretatie te geven van de rechtspositie van de erfpachter, zoals die door het Burgerlijk Wetboek, het met hem of zijn rechtsvoorganger gesloten contract en de daarin van toepassing verklaarde algen ene erfpachtsbepa lingen wordt bepaald. Wij merken in dit verband nog op, dat ce vraag, of de erf pachter gedurende de erfpachtstermijn eigenaar is van de woning die op de erfpacht8grond is gebouwd, bij de in onze gemeente be staande erfpachtsbepalingen in de praktijk rret van belang is gebleken (zie ook Asser-Beekhuis-Zakenrecht-bijzonder deel, blz. 266). Anders dan de heer Wiersma wil doen voorkomen heeft het dan ook o.i. geen enkele zin te trachten hier oj deze uit theoretisch oogpunt wel interessante vraag een antwoord te geven. Op grond van het vorenstaande zien wij de noodzaak, noch de mogelijkheid om te komen tot een volledige en juiste uiteenzet ting van de rechtspositie van de erfpachter. Uiteindelijk zal trouwens de bepaling van aard en inhoud van de rechtsverhouding afhankelijk zijn van het standpunt, dat de rechter in een con creet geval daartoe geroepen, zal blijken in te nemen. Wij menen tenslotte te moeten opmerken, dat de algemene erf pachtsbepalingen zijn ingeschreven in de openbe- rte/s ten hypotheekkantoreZoals zulks ten aanzien van alle zakelijke rechten het geval is, moet dit de aangewezen methode van publi catie met betrekking tot dergelijke bepalingen worden geacht. - 7 - Bovendien kan een ieder deze bepalingen ten Stadhuize verkrijgen. Verwacht mag worden, dat belanghebbenden van de gelegenheid om hiervan kennis te nemen gebruik maken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1965 | | pagina 107