- 2 -
6. de te stichten opstallen dienen te worden ontworpen o.nder super
visie van de architect der gemeente Leeuwarden;
7. bebouwing van het erfpachtsterrein door een derde mag niet plaats
vinden voordat het erfpachtsrecht met toestemming van Burgemeester
en Wethouders aan deze derde is overgedragen;
8. voor het overige zijn op de erfpachtsuitgifte van toepassing -voor
zover met het vorenstaande niet in strijd- de bepalingen betreffen
de de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tussen Ooste
singel en Cambuursterpad;
9° aan de erfpachtster wordt het recht toegekend om gedurende de erf
pachtstermijn het in erfpacht verkregen terrein van de gemeente
Leeuwarden te kopen, gedurende de eerste vijf jaren na de datum
van erfpachtsuitgifte tegen een prijs, berekend naar 28,50 per
m2 en gedurende de daarop volgende jaren tegen een nader over-een
te komen prijs en verder onder voor verkoop van grond gebruikelijk
bedingen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Toekenning van voorschotten .op vergoedingen stichtingskoston, kosten van
huur en exploitatiekosten voor bijzondere kleuterscholen over het jaar
1 966
Bijlage 110.96 Leeuwarden, 2 5 maart 1966.
Aan de Gemeenteraad.
Krachtens het bepaalde in artikel 126 der Kleuteronderwijswot kunnen
schoolbesturen, die vóór 1 januari 1956 gestichte kleuterscholen in eigen
dom hebben, aanspraak maken op een vergoeding voor de stichtingskosten.
Deze aanspraak bestaat uiteraard niet voor de onder de werking van de
Kleuteronderwijswet tot stand gekomen scholen, aangezien de stichtings
kosten hiervan voor rekening van de Gemeente komen.
Het bedrag van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van bij Alge^
mene Maatregel van Bestuur vastgestelde regelen.
Krachtens deze regelen zijn de Gemeenten in klassen ingedeeld, ter
wijl daarnaast het bouwjaar van de lokalen, het al of niet aanwezig zijn
van centrale verwarming en de wijze van fundering het bedrag der vergoe
ding beïnvloeden. Indien de Gemeente in de stichtingskosten van de school
heeft bijgedragen, wordt, ingevolge het 3e lid van genoemd artikel 126,
de berekende vergoeding, in overleg tussen het schoolbestuur en ons Col
lege, op een lager bedrag vastgesteld. Deze bepaling is, blijkens bij-
gaandetoelichting, op een tweetal scholen van toepassing.
Ingevolge een Koninklijk Besluit van 1 maart 1962 dient tevens een
korting te worden toegepast indien voor scholen, gesticht voor de in
werkingtreding der wet, met toepassing van art. 50 door Uw Raad medewer
king is verleend voor het treffen van kapitaalsvoorzieningen. Deze kortin
bedragen dienen eveneens te worden vastgesteld na overleg met het school
bestuur-.
Krachtens het bepaalde in art. 127 der Kleuteronderwijswet wordt aan
schoolbesturen, die op 1 januari 1956 lokalen in huur hadden, het daarvoo
verschuldigde bedrag vergoed. Jaarlijks wordt bij beschikking van de Mi
nister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een bedrag vastgesteld,
waarmede de huursom per lokaal dient te worden verminderd, indien de
kosten van instandhouding der lokalen, met uitzondering van de geringe
en dagelijkse reparaties als bedoeld in artikel 1619 van het Burgerlijk
Wetboek, niet ten laste van het schoolbestuur komen. Voorts kan ons Col
lege, indien de huursom te hoog gesteld is, die som terugbrengen tot het
bedrag', dat naar ons oordeel met de normale huurwaarde overeenkomt. De
schoolbesturen ontvangen in de zgn. materiële exploitatiekosten krachtens
artikel 733 eerste lid, der Kleuteronderwijswet vergoedingen per lokaal
en per kleuter naar bedragen, die jaarlijks door voornoemde Minister
worden, vastgesteld.
De vergoeding per lokaal strekt ter bestrijding van de kosten van on
derhoud van de schoolgebouwen en de kosten van verlichting, verwarming
en schoonhouden.
De vergoeding per kleuter strekt ter bestrijding vans
a. de kosten van onderhoud van schoolmeubelen, het ontwikkelingsmateriaal
en de schoolbehoeften
b. de kosten van aanschaffing van ontwikkelingsmateriaal, hulpmiddelen en
schoolbehoeften, voor zover die aanschaffing strekt ter vervanging van
ontwikkelingsmateriaal en hulpmiddelen, die tengevolge van langdurig
gebruik niet meer worden gebruikt, of tot aanvulling van de voorraad
van schoolbehoeften in verband met de vermindering door gebruik;
c. alle andere uitgaven ter verzekering van de goede gang van het onder
wijs