Jij zijn tenslotte tot de conclusie gekomen, dat het aanbeveling
verdient voor de jaren 1963 tot en met i960 als subsidiegrondslag te nemen
de contributieopbrengsten van de jeugdleden over 1963 en 1964
lij achten dit een aantrekkelijke basis, omdat in de contributieopbrengsten
zowel het aantal jeugdleden per vereniging als de eigen offers der leden
zijn verdisconteerd. Zogenaamde "papieren" leden blijven hierbij automa
tisch buiten beschouwing, hese methode is tevens vrij gemakkelijk hanteer
baar Bij een beschikbaar bedrag van f.10.000.per jaar kan over 1963
en 196/. tezamen 97/-1 van de contributieopbrengst over die jaren worden uit
gekeerd. Over eik van de jaren 1965 en 1966 kan het subsidie per vereniging
worden oepaaid op de heift van het bedrag dat over 1963 en 1964 tezamen
wordt uitgekeerd.
ioor verenigingen die in 1965 of 1966 voor het eerst met de jeugdsport
zijn begonnen zal - indien U zich met ons voorstel verenigt - aan de hand
van de contributieopbrengst over die jaren het subsidie worden bepaald.
Dergelijke verenigingen hebben zich tot dusver niet aangemeld.
Zo nodig sullen wij II voorstellen hiervoor t.z.t. een aanvullend krediet
beschikbaar te stellen.
hij streven er naar voor de toekomst een regeling te ontwerpen die
gebaseerd is op de contributieopbrengst der jeugdleden als subsidiegrondslag
en d:" o daarnaast rekening houdt met bepaalde kostenfactoren. Onderzocht
zal worden, of dit in de praktijk uitvoerbaar zal zijn. In principe is een
regeling, waarbij een combinatie van verschillende subsidiegrondslagen wordt
toegepast, de meest billijke, maar hoe verfijnder de regeling is, des te
omslachtiger wordt de toepassing ervan.
het is wel duidelijk, dat bij het hanteren van de contributieopbrengsta»
a.'.s subsidiegrondslag in het algemeen de grootste verenigingen de hoogste
bedragen aan subsidie toucheren.
Dit xo op zichzelf wel juist. Mode door het grote aantal verenigingen zullen
dan echter de kleine groepen een bedragje ontvangen, dat nauwelijks het uit
betalen waard is.
Aan dit bezwaar kan worden tegemoetgekomen door een minimum van f.10.
per jaar per vereniging aan te houden.
iet verdient aanbeveling verenigingen met een zeer klein aantal jeugd
leden buiten de subsidieregeling te laten. Het bepalen van do- minimum
aantallen jeugdleden dient o.i. te geschieden naar gelang van het aantal
personen dat in verbandmet de aard van de sportvereniging aanwezig moet zijn
om een bevredigende beoefening van de desbetreffende sport mogelijk te
maken. Voor gymnastiekverenigingen ware het minimum aantal jeugdleden te
stellen op 25, voor voetbalverenigingen op 15 en voor overige sportvereni
gingen op 10.
Eveneens dienen o.i. verenigingen met een te beschieden eigen contribu
tie buiten de regeling te vallen. De minimum-contributieopbrengst ware te
stellen op f.20.--- per jaar.
Bij een minimum aantal jeugdleden is dat f.2.— per lid per jaar.
Een lijst van de verenigingen, waarin de ingevolge de voorgestelde
verdelingsregeling aan hen uit te keren subsidiebedragen zijn vermeld ligt
ter inzage.
In de ontwerp-regeling zijn nog een aantal voorwaarden opgenomen, die
er toe strekken het mogelijk te maken enige controle uit te oefenen en die
tevens ten doel hebben de nodige gegevens te verzamelen voor een verdere
nuancering van de subsidieregeling in de toekomst en voor het regelmatig
toetsen van de regeling aan de praktijk. De voorwaarden met betrekking tot
de leiding en aansluiting bij een landelijk overkoepelend orgaan (die aan
sluit bij do vrijwel alom gegroeide praktijk) zijn er op gericht een serieuze
en verantwoorde sportbeoefening door de jeugd te bevorderen.
Onder verwijzing naar de adviezen van de Financiële Commissie en do
ommissie voor de Sport en Recreatie, stellen wij voor over te gaan tot
■aststelling van de In ontwerp hierbijgaande regeling.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
Harmoma Burgemeester
de Jong Secretaris