- 2 -
Co geleidelijke terzijdestelling van de Woonruimtewet 1947»
De Minister gaat er van uit, dat deze wet voora,lsnog zal moeten blijven
toegepast, doch hij acht het logisch, dat de hantering van de aar de
gemeentebesturen gegeven bevoegdheden en middelen veel soepeler zal
geschieden dan tot nu toe» Met name zullen zijns inziens do inwoner®
van de streken, ten aanzien waarvan de liberalisatie-maatregelen zullen
gelden, zich vrijelijk van de ene gemeente in do andere mogen vestigen.
Dit soepeler beleid zou in ieder geval moeten ingaan op het tijd
stip, waarop de huurprijsbeheersing en de huurbeschormieg zullen worden
opgeheven, terwijl de Woonruimtewet geheel buiten werking zou moeten
worden gesteld twee jaar daarna,
do verruiming van de mogelijkheden voor utiliteitsbouw In samenhang r.'et ca
onder a omschreven maatregel wil de Minister ook de utiliteitsbouw meer
vrij- laten. Zo wil de bewindsman voor bouwwerken tot f.10.900.-— geen
rijksgoedkeuring meer voorschrijven. Voor werken tot f.50.00C.sullen
do Colleges van Burgemeester en Wethouders de rijksgoedkeuring kunnen
afgeven, terwijl de hoofdingenieur-directeur van de volkshuisvesting en,
de bouwnijverheid rijksgoedkeuring zal kunnen verionen voor werken tot
f500.000Voor duurdere werken blijft de goedkeuring van de Minister
nodig. Een uitzondering van het bovenstaande geldt voer bedrijfsgebouwen
voor de nijverheid met- een bouwsom tot f.50.000.ten aanzien waarvan
het vereiste van een rijksgoedkeuring reeds is vervallen.
De Minister vraagt over deze maatregel niet het gevoelen van ie gemeente
raden. Daaraan zullen wij dan ook in hex kader van dit voorstel verder
geen aandacht schenken, al gevoelen wij cr.s go drom en onze waardering vooi
deze voorgenomen verruiming van de mogelijkheden vcor de utiliteitsbouw
uit te spreken. Met het oog op do toenemende bedrijvigheid in onze
gemeente is deze maatregel stellig belangrijk.
De Minister denkt, dat het mogelijk is het bovenomschreven compter va,-Ir-
regelen onder moor voor Friesland in te voeren, in de eerste plaats met non
oog op de ruimtelijke ontwikkeling in Nederland, waartij hogo waarde woxdt
toegekend aan een versterking van de expansieve krachten in het noorden van
het land. De voorgenomen maatregelen kunnen or, volgers do Mit.istei, koe
meewerken, dat de ontwikkeling van wolvaart en werkgelegenheid in hot goor
den wordt versneld. In do tweede plaats- acht de Minister het scheppen van',
een gezond en harmonisch huurpatroon van essentiële betekenis voor eet: bete
re werking van het doorstromingsproces, dat op zijn beurt moet leiden tot
een zo doelmatig mogelijke bezetting van de bestaande woningvoorraad.
De verschillende maatregelen zullen naar het oordeel van do Minister
kunnen worden ingevoerd in die gebieden, waar in de loop van 967 - hét-
jaar, waarin met lossere vormen va.n huurpri jsbeheersing een begin zal wor-
den gemaakt - een redelijke mate van evenwicht op dé woningmarkt te ver
wachten is.
Ook zal de bouwcapaciteit in die gebieden zo groot moeten zijn, das een
verruiming van de boutmogelijkheden in die streken geer reden tot onge
rustheid behoeft te geven.
De omvang van de streken, die bij de nieuwe maatregelen zullen worden
betrokken, zal voorts zo groot moeten zijn, dat binnen het gebied, rr
een zekere mate van vrijheid -heerstgeen eilanden gevormd worden, die tie
ontwikkeling naar meer normale verhoudingen in de gehele streel zouden
kunnen belemmeren.
Na een terzake ingesteld kwantitatief onderzoek en na gepleegd overl;g
is de Minister tot de conclusie gekomen, dat onder meer do provincie
Friesland het eerst in aanmerking komt voor een geleidelijke terugkeer rnv.r
de meer normale verhoudingen -op het gebied van het bouw-, huur - en wr-or
ruimtebeleid. Op grond van het evenbedoelde onderzoek en overleg conclu
deert de Minister, dat omstreeks het begin van 1967 voor do provincie
Friesland als geheel een woningoverschot-aanwezig zal zijn var. ongeveer
van de totale woningbehoefte. Bij deze raming is mede rekening gehouden
met de resultaten van de migratie en mot een zekere mate van krotvervevgir
- 3 -
Wij hebben nagegaan of de evenvermelde conclusie ook kan gelden voor
onze gemeente. Daarbij zijn wij, in ieder geval voorzoveel de stad betreft,
tot de slotsom gekomen, dat de door de Minister getrokken conclusie nog
niet gerechtvaardigd is voor onze gemeente. In plaats' van een woningover
schot zal er in onze gemeente, ook nog in 1967een woningtekort bestaan.
In dit verband mogen wij U verwijzen naar het per 15 december 1965
opgemaakte overzicht van het aantal woningzoekenden in onze gemeente. Een
exemplaar van dit overzicht doen wij U mede hierbij toekomen. Uit dit over
zicht blijkt, dat er op genoemde datum behoefte was aan 2413 woningen.
Ten aanzien van deze lijst moeten wij echter met nadruk wijzen op enkele
punten, die bij de overwegingen moeten worden getrokken. In de eerste plaats
dient namelijk te worden vermeld, dat het overzicht in zoverre oen volkomen
betrouwbaar beeld geeft, dat alle geregistreerde aanvragen om toewijzing van
een woning reëel zijn. Deze aanvragen worden eens per half jaar opnieuw be
zien. Wanneer daarbij blijkt, dat iemaid geen economische binding meer heeft
met onze gemeente of dat toewijzing van een woning om andere redenen geen zin
heeft, worden betreffende aanvragen terzijde gelegd, tenzij de aanvrager
desgevraagd verklaart toewijzing van een woning niettemin op prijs te stel
len. Verder wijzen wij er op, dat het iedere week bij do toewijzing van
woningen ingevolge de Woonruimtewet 1947 blijkt, dat een deel van de ver
krijgers van een woonruimtevergunning niet voorkomt op do lijst van woning
zoekenden. Het betreft-hier veelal gezinnen, waarvan het hoofd in dienst
treedt van een plaatselijk bedrijf of plaatselijke dienst, dan wel nieuw
gevormde gezinnen, die qua gezamenlijke leeftijd voldoen aan de in onze
gemeente nog steeds geldende leeftijdsnorm. Ter illustratie moge dienen, dat
in de periode van 1 november 1964 tot 31 oktober 1965 in totaal 2863 woning
toewijzingen hebben plaats gehad. 2863 woningzoekende gezinnen konden der
halve in één jaar aan een woning worden geholpen. Van deze woningzoekende
gezinnen was echter slechts een aantal van 1174 geregistreerd op de lijst
van woningzoekenden. In 1689 gevallen had geen inschrijving op do lijst
plaats gehad. Tenslotte dient te worden opgemerkt, dat vele woningbehoevenden
zich niet hebben laten inschrijven, omdat zij toch niet voldoen ,aan do normen,
welke gelden voor toewijzing van een woning.
Het overzicht per 15 december j.l. geeft derhalve, wat de werkelijke woning
behoefte betreft, een te optimistisch beeld.
Anderzijds blijkt uit het overzicht, dat op de lijst van woningzoekenden
245 gezinnen staan ingeschreven, die andere woonruimte wensen. Bij toewij
zing van die andere woonruimte komt derhalve de thans bewoonde woning vrij,
welke aan andere gezinnen kan worden toegewezen. Voor de bepaling van de
woningbehoefte dient het bovenvermelde aantal van 2413 woningen derhalve
mot 245 te worden verminderd. Voorts blijkt uit het overzicht, dat 250 ge
zinnen wonen in een te kleine of oen slechte woning en deswege een andere
woning behoeven.Aangenomen mag worden, dat de helft van de hierbedoeldo
categorie van te kleine of slechte woningen opnieuw voor bewoning kan
worden uitgegeven. Volgens onze registratie zou er derhalve por 15 december
1965 nog een behoefte hebben bestaan van 2413 245 - 125 2043 woningen.
Wanneer wij ons voor het maken van een berekening baseren op het gere
gistreerde woningtekort, dan komen wij tot een beeld, dat wel scherp af
steekt bij dat, hetwelk de Minister in zijn circulaire noemt voor de provin
cie als geheel. Door bij het aantal op december 1965 in onze gemeente be
staande woningen ad. 25.150 ie voegen het aantal tekortkomende woningen van
2043s Han He woningbehoefte worden bepaald op 27.193» Het tekort van 2043
woningen kan dan worden berekend op 7°5^van'de woningbehoefte. De tegenstel
ling tot het voor de provincie Friesland als geheel door de Minister bere
kende woningoverschot van y/o van de woningbehoefte spreekt nóg meer, wanneer
U zich realiseert, dat in het door de Minister voor heel Friesland berekende
woningoverschot van yjo is verdisconteerd het woningtekort van Leeuwarden.
Zou onze gemeente derhalve bij de berekening van het woningoverschot buiten
beschouwing zijn gelaten, dan was het overschotpercentage voor de rest van
onze provincie nog beduidend hoger geweest.