- 4 -
Het spreekt van zelf, dat bovengenoemde cijfers van groot belang zijn
voor het bepalen van een standpunt -ton aanzien van de voorgenomen libera
lisatiemaatregelen. Wij hebben deze dan ook genoemd tijdens een op 10 dezer
gehouden vergadering van de Afdeling Friesland van do Vereniging van Neder
landse Gemeenten, waarbij de Minister aanwezig -was. Op verzoek van de Minis
ter hebben wij enkele dagen daarna nog een verdere bespreking gehad met enke
le functionarissen van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening. Bij deze besprekingen is wol heel duidelijk geworden, dat de"
Minister bij de berekening van het woningtekort c.q. -overschot niet is uit
gegaan van de gemeentelijke lijsten van woningzoekenden. Hit zou onmogelijk
geweest zijn, omdat de gemeenten ten aanzien van de inschrijving van woning
zoekenden op die lijst niet eenzelfde gedragslijn volgen.
Be Minister is daarentegen uitgegaan van een woningbehoefteonderzoek,
gedaan op basis van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek georgani
seerde Algemene woningtelling van 1956 en de algemene volkstelling van I960,
derhalve van Statistische gegevens.
Uit de bij deze tellingen verkregen gegevens is een beeld te voorschijn
gekomen met betrekking tot het aantal aanwezige huishoudens per gemeente
en het aantal beschikbare woningen. Be ontwikkeling, welke tussen de jaren
1956 en 1960 kon worden geconstateerd, heeft de Minister doorgetrokken tri;
1967op basis waarvan hij voor de hele provincie Fx-iesland komt tot een
overschot van 3% van de woningbehoefte. Yoor Leeuwarden komt de Minister,
evenals wij in onze bovenweergegeven berekening, tot een tekort, doch tot
een veel lager cijfer dan wij hebben berekend. Zeer globaal komt het systeem,
dat de Minister toepast, hierop neer, dat het aantal niet blijvende inwonin
gen wordt geteld, waarvan wordt afgetrokken het aantal leegstaande, bewoonbare
woningen. Aldus komt de Minister tot een statistisch tekort voor Leeuwarden
van ongeveer 350 woningen.
Wij blijven bezwaar maken tegen de motivering van de Minister, dat er in
de.loop van het volgende jaar in Friesland oen woningoverschot zou zijn.
Op deze wijze wordt ons inziens de realiteit niet benaderd.
Overigens lijkt ons de becijfering van de Minister niet van het grootste
belang. Belangrijk is. wél te onderzoeken of er - zoals op bladzijde 3 van
de ministeriële circulaire staat - in de loop van 1967 in onze gemeente een
redelijke mate van evenwicht op de woningmarkt te verwachten is. Be "markt"-
situatie behoeft immers allerminst overeen te stemmen met bepaalde statis
tische berekeningen. Wij hechten in dit opzicht meer waarde aan onze
registratie. Het lijkt ons derhalve gewenst op basis van ons bovenaangehaalde
overzicht per 15 december 1965 van het aantal geregistreerde woningzoekenden
na te gaan hoe de woningbehoefte zich in de komende jaren zal ontwikkelen
om vervolgens te bezien of de voorgenomen liberalisatiemaatregelen ook voor
onze gemeente kunnen worden ingevoerd. Het spreekt vanzelf, dat de huidige en
toekomstige woningbouw daarbij van het grootste belang zijn.
Ook moet daarbij in beschouwing worden genomen het feit, dat jaarlijks veel
woningen aan haar bestemming worden onttrokken wegens krotopruiming of in
verband met de ingebruikneming of amovering voor bedrijfsdoeleinden.
Ter oriëntering vermelden wij in dit verband slechts, dat tegenover de
8881 woningen, welke na de oorlog tot 31 december 1965 gereed kwamen, staat
een verlies van 2245 woningen, die om de een of de andere reden aan de be
stemming werden onttrokken, een verlies derhalve van 25%.
Te Uwer oriëntatie geven wij U eerst een overzicht van do aantallen
woningen, welke jaarlijks vanaf 1956 zijn gereedgekomen, zulks onderscheiden
in woningwet-, premie- en ongesubsidieerde woningen.
Jaar Woningwetwoningen Premiewoningen Ongesubswoningen Totaal
1956
135
233
16
384
1957
331
261
2
594
1958
255
154
3
412
1959
667
191
3
861
1960
583
89
3
475
1961
432
263
166
861
Jaar
Woningwetwoningen
Premiewoningen Ongesubs.woningen
Totaal
1962
1963
1964
1965
108
198
429
378
1 66
201
200
61
55
106
74
360
329
505
703
799
Uit dit lijstje blijkt, dat het hoogste aantal woningen, dat por jaar
gereed is gekomen, tot dusver 861 heeft bedrag'cn. Met deze aantallen gereed
gekomen woningen is bereikt, dat het aantal geregistreerde woningzoekenden
inderdaad een dalende lijn te zien heeft gegeven. Het aantal is echter nog
dermate hoog, dat, zelfs al laten wij de vestiging van nieuwe industrieën
en andere bedrijven, met de daaraan verbonden vraag naar woningen, buiten
beschouwing^ jaarlijks veel meer woningen gereed moeten komen.wil het
mogelijk zijn ook in Leeuwarden binnen afzienbare tijd te komen tot de meer
normale verhoudingen op het gebied van het bouw-, huur- en woonruinteboleid.
In dit verband moet tevens ernstig rekening worden gehouden met de noodzaak
dat onze gemeente, wat inwonertal betreft, veel sneller moet groeien dan
tot dusver. Het is U bekend dat wij er steeds naar hebben gestreefd tot een
zo hoog mogelijke woningproductie te komen en dat wij daarbij steeds werden
belemmerd door de te geringe toewijzingen. Onder meer mot het oog op het
verkrijgen van belangrijke contingentsvoordelen hebben wij mede grote aan
dacht geschonken aan de woningbouw volgens arbeidsbesparende methoden en
zelfs aan de woningbouw volgens een geïndustrialiseerd systeem. Be daarmede
behaalde voordelen zijn Uw Raad voldoende bekend. Yoor de systeembouw werd
tot dusver een contingentstoeslag ontvangen van 25%, terwijl de geïndustriali
seerde bouw zelfs geheel boven het normale contingent kon worden gerealiseerd.
V/ij zijn thans bezig met een onderzoek, waaruit zou kunnen blijken, dat voor
de nog te beginnen systeembouw een aanmerkelijk hogere toeslag op het con
tingent kan worden verkregen dan tot dusver het geval is geweest. Bit zou
'derhalve betekenen, dat net het voor 1966 toegekende contingent beduidend
meer woningen 'kunnen worden gebouwd.
Wij hopen U binnen afzienbare tijd daaromtrent nadere mededelingen te kunnen
doen.
Het verheugt ons U te kunnen mededelen, dat het aantal in 1966 gereed
komende woningen naar onze verwachting 1245 zal bedragen, te weten 774
woningwetwoningen en 471 premie- en ongesubsidieerde woningen.
Volledigheidshalve merken wij hierbij op, dat van het aantal woningwetwo
ningen 188 traditioneel worden gebouwd, 326 volgens een goedgekeurd systeem
en 260 volgens een geïndustrialiseerde methode.
Genoemd aantal van 1245 woningen kan tenslotte worden onderverdeeld in 917
etagewoningen en 328' eengezinswoningen.
Het in verhouding tot de voorgaande jaren wel zeer hoge aantal woningen,
dat in 1966 zal worden opgeleverd, moet wel een^zeer gunstige uitwerking
hebben op de lijst van woningzoekenden. In dit verband wijzen wij U op een
door het E.T.I.F. gemaakte prognose - welke prognose in 1965 bleek overeen te
komen met de werkelijkheid - volgens welke onze gemeente in 1970 woonruimte
zal moeten verschaffen aan 28.900 gezinnen. Het aantal woningen por 31
december 1965 bedroeg 25. 150. In de resterende vijf jaren zouden derhalve
gemiddeld 750 woningen per jaar gereed moeten komen. Baarbij moet er echter
rekening mee worden gehouden, dat er jaarlijks 250 woningen aan de bestemming
worden onttrokken wegens krotopruiming, ingebruikneming voor bedrijfsdoelein
den en anderszins. In totaal zullen er derhalve jaarlijks tenminste 1000
woningen moeten worden opgeleverd voor bewoning, wil er in 1970, volgens de
E.TIF.-prognoseeen evenwicht op de woningmarkt bestaan.
Be verwachte productie van 1966, die naar wij vertrouwen nog aan de
voorzichtige kant is berekend, betekent derhalve niet alleen een inlopen op
de bestaande achterstand, doch tevens een vooruitlopen op de genaakte
prognose. Voor het maken van een prognose van het,aantal gereedkomende wo
ningen in de volgende jaren is het nodig na te gaan hoeveel woningen in aan
bouw zijn en in de komende tijd in uitvoering zullen worden genomen.
w - - Set* -