- 6 - Op 1 januari 1966 waren in totaal 2170 woningen in aanbouw te weten 1492 woningwetwoningen en 678 premie- en ongesubsidieerde woningen. Volgens de contingentstoewijzing over 1966 zou in dit jaar begonnen kunnen worden met de bouw van 240 Woningwetwoningen. Als gevolg echter van het feit, dat gebouwd zal worden volgens een goedgekeurd syd;eem, is het mogelijk 300 woningen in uitvoering te nemen. V/anneer het eerderbedoelde onderzoek naar de mate van arbeidsbesparing gunstig uit zou vallen, is het zelfs mogelijk het aantal in aanbouw te nemen woningen op te voeren tot 400» Een deel van dit contingent zal ten goede moeten komen van het plan voor de bouw van 1196 woningen volgens het R.B.M.-systeem. Het resterende deel zal naar onze mening moeten worden besteed aan het nagenoeg voltooide plan voor de' bouw van 928 woningwetwoningen, te weten 544 eengezinswoningen en 384 etagewoningenvolgens het franse Outinord-systeem. Ook voor de bouw van deze woningen wordt een contingentstoeslag verkregen van 25^ terwijl ook ten aanzien hiervan wordt getracht een hogere toeslag te verkrijgen. Aangezien de prijsonderhandelingen met de bouwmaatschappij binnenkort kunnen beginnen en niet bekend is hoe lang deze zullen vergen, is het moeilijk te voorspellen met de bouw van hoeveel woningen in 1966 zal worden aangevan gen. Er moet echter in ieder geval van worden uitgegaan, dat van dit in aan bouw te nemen complex woningen de eerste aantallen niet meer in 1967? doch eerst in 1968 zullen worden opgeleverd. Vervolgens is een plan voorbereid voor de tweede serie van in totaal 438 volgens een geïndustrialiseerde methode, systeem Larsen en Nielsen, te bouwen woningwetwoningen. Zoals reeds opgemerkt, komen deze woningen niet ten laste van het gemeentelijk contingent. Met de bouw van deze woningen zal eerst tegen het einde van hot jaar worden begonnen. Ne oplevering zal vermoedelijk in 1968 plaats hebben. Volgens onze berekening zullen in 1967 ongeveer 570 woningwetwoningen gereed komen, hetwelk dus 200 minder is dan in 1966. Ne vooruitzichten voor 1968 komen ons, voorzoveel de woningwetwoningen betreft, echter weer bijzonder gunstig voor. Ne particuliere woningbouw vertoont echter een minder gunstig beeld. Zoals vermeld waren op 1 januari 1966 in totaal 678 premie- en ongesubsidi eerde woningen in aanbouw. Naarvan zullen in 1966 gereedkomen 471 woningen, zodat- per 1 janua.ri 1967 nog in aanbouw zullen zijn 207 woningen. Volgens de toewijzing van de contingenten voor de bouw van premie- en ongesubsidieerde woningen zou in 1966 begonnen .kunnen worden met de bouw van respectievelijk 150 en 100 woningen. Helaas moeten wij constateren, dat het moeilijk is de toegewezen contingenten te besteden. Ne oorzaak hiervan moet naar onze mening voor het belangrijkste deel worden gezocht in de ontwikkeling van de kapitaalmarkt. Wij kunnen U een aantal gevallen noemen, waarin de bouw van premie- en ongesubsidieerde woningen in onze gemeente nagenoeg verzekerd was, maar die niettemin niet tot uitvoering zijn gekomen. In de eerste plaats noemen wij de bouw van een aantal etagewoningen, welke zouden worden gebouwd in het uiterste oosten van 't Nijlan tussen de Verlengde Schrans, de Beatrixstraat en de Nijlans- dyk. Het is U bekend, dat de bouwgrond reeds aan een plaatselijk bouwbedrijf in erfpacht was uitgegeven, doch dat deze grond op verzoek van dit bouw bedrijf door de gemeente is teruggenomen. Een reeds verstrekte premie beschikking is daardoor komen te vervallen. Wij kunnen hieraan toevoegen, dat momenteel een andere, buiten Leeuwarden gevestigde, instelling bezig is de mogelijkheid te onderzoeken dit vrij omvangrijke projekt in de premiesector te realiseren. Vervolgens noemen wij U het projekt van 96 woningen, eveneens in het oosten van 't Nijlan. Ook de grond voor deze woningen is uitgegeven, doch tot dusver zijn slechts 42 woningen gebouwd. Ne overige 54 woningen laten nog steeds op zich wachten, ondanks het feit, dat verschillende installaties voor deze woningen zijn geleverd. Voorts zijn wij al geruime tijd in onderhandeling over de bouw van twee torenflats in het plan Bilgaard, eveneens te bouwen in de premiesector. Neze onderhandelingen duren nog voort. Hierbij dient echter te worden opge merkt, dat de besprekingen bijzonder lang moesten worden gerekt, niet alleen als gevolg van de ontwikkeling van de kapitaalmarkt, maar ook door het bekend worden van de nieuwe voorschriften en wenken voor woningen, te bouwen met rijkssubsidie en door het lange uitblijven van de nieuwe premieregeling. Tenslotte vermelden wij de plannen, die de N.V. Beheers- en Beleggings maatschappij "Immofund" te Rotterdam tesamen met onze gemeente en een twee tal woningbouwcorporaties heeft ontwikkeld. Het is ook de genoemde maatschappij tot dusver niet gelukt een definitieve opdracht tot de bouw van de voor haar rekening te bouwen woningen te verle nen. Genoemde maatschappij heeft nog steeds het voornemen haar plannen uit te voeren, doch is daartoe in de huidige financiële omstandigheden op de kapitaalmarkt niet in staat. Als gevolg daarvan zijn de betreffende bouwterreinen, over de verkoop of de erfpacht waarvan tussen de genoemde maatschappij en de gemeente overeen stemming bestond, niet aan deze maatschappij overgedragen. Alhoewel de maatschappij zich in geen enkel opzicht aan haar verplichtingen wil onttrekken, heeft zij zich toch bereid verklaard van de grond afstand te doen zodra een andere maatschappij of instelling tot bebouwing van die grond wil overgaan. Er worden thans daartoe strekkende pogingen ondernomen. Een bijkomend facet is echter, dat de aannemer van de in uitvoering zijnde 1196 woningwetwoningen op zich heeft genomen deze woningen voor een bepaalde prijs te bouwen, onder voorwaarde dat ook de particuliere woningen in op dracht van "Immofund" zullen worden gebouwd. Mocht Immofund onverhoopt in de onmogelijkheid blijven verkeren om opdracht tot de bouw van haar woningen te verlenen, dan zou zulks aanleiding kunnen geven tot een geding tussen de ze maatschappij en de aannemer, Be gemeente staat daar buiten. Wij kunnen dan ook niet inzien, dat het uitblijven van een opdracht van Immofund praktische gevolgen zal hebben voor onze gemeente ten aanzien van het niet in vervulling gaan van een voorwaarde, welke de aannemer heeft gesteld bij het aanvaarden van een opdracht tot het bouwen van een aantal woningwet woningen. No gang van zaken met het bovenaangehaalde aantal particuliere bouw- projekten heeft tot gevolg gehad, dat bouwvolume verloren is gegaan. Wij betreuren dit, doch anderzijds moet worden geconstateerd, dat andere gegadigden ontbraken voor het overnemen van do vrijgekomen contingenten. Ne thans nog steeds beschikbaar zijnde contingenten voor 1966 hebben tot dusver immers evenmin een bestemming gevonden. Mede met het oog op een juiste samenstelling van de woningvoorraad in onze gemeente is het noodzakelijk, dat de particuliere woningbouw weer een behoorlijke omvang krijgt. Wij doen terzake alles wat ons mogelijk is. Er zullen echter bepaalde gunstige ontwikkelingen moeten plaats vinden, waar op wij geen invloed kunnen uitoefenen. Wij denken hierbij met name aan de ontwikkeling van de kapitaalmarkt. Wij zijn er echter van" overtuigd, dat de particuliere woningbouw in onze gemeente weer op gang zal komen. Ne door de Minister beoogde liberalisatiemaatregelen zouden daarvoor wel eens een stimulans kunnen zijn. In dit verband denken wij niet in de eerste plaats aan de opheffing van de contingentering, maar veel meer aan de lossere vor men van de huurprijsbeheersing en van de huurboscherming. Wij komen daarop hierondernog terug. Op grond van het per 1 januari 1966 in aanbouw zijnde aantal woningen en de in de loop van dit jaar in uitvoering te nemen woningen verwachten wij, dat de woningproductie in 1967 ongeveer 830 zal bedragen, te weten 569 woningwetwoningen en 261 particuliere woningen. Als de thans in voorbereiding zijnde woningbouwprojekten doorgang vinden verwachten wij voor 1968 weer een beduidend hogere woningproductie. V/ij achten het onze taak er voor te zorgen, dat ook voor de daarop volgende jaren een aantal woningen gereed komt, dat tenminste gelijk zal zijn aan het voor 1966 berekende aantal.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1966 | | pagina 351