kan worden opgedragen, weigert te aanvaarden of ook anderszins, indien
hij in de gelegenheid komt om op een wijze, di^ in verband met zijn
persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passend kan worden geacht,
inkomsten te verkrijgen, daarvan geen gebruik maakt, dan wordt het
wachtgeld vervallen verklaard voor zover dit wachtgeld, vermeerderd
met de verzuimde inkomsten, de laatstelijk aan de betrekking verbonden
bezoldiging zou hebben overschreden.
Artikel 11, eerste lid.
Het wachtgeld vervalt:
a. met ingang van de eerste dag van do maand volgende op die, waarop
de wachtgelder 65 jaar wordt of waarin hij als ambtenaar als be
doeld in artikel 31, derde lid, van de Algemene burgerlijke pen
sioenwet uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt
is verklaard de betrekking te Vervullen waaruit hij met recht op
wachtgeld is ontslagen;
b. met ingang van de dag volgende op die, waarop de wachtgelder over
lijdt.
Artikel 11, tweede lid.
Yervalt.
Artikel 11, derde lid.
Wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 11, tweede lid, sub c.
indien hij, zij het ook alleen door gebrek aan medewerking,
verhindert, dat een geneeskundig onderzoek tot het verkrijgen van
pensioen als bedoeld in artikel E1derde lid, van de Algemene burger
lijke pensioenwet plaats heeft dan wol een zodanig onderzoek belem
mert
Artikel 12.
Vervalt.
He artikelen 13 tot en met 18 worden vernummerd tot 12 tot en met 17.
Ovorgangs- en slotbepalingen
Artikel 18
De wachtgelder, aan wie een tegemoetkoming als bedoeld in ar
tikel 12 dezer verordening - zoals dit artikel laatstelijk luidde; -
is toegekend, behoudt deze overeenkomstig bedoeld artikel 12 voor
zolang en in zoverre hij krachtens het bepaalde in artikel U 28 van
de Algemene burgerlijke pensioenwet premie is verschuldigd.
Artikel 19
Voor de wachtgelder, die aanspraak heeft op een vervroegd ouder
domspensioen als bedoeld in artikel 485 eerste lid, sub b, van de
Pensioenwet 1922 (stbl. 240)» zoals dit artikel laatstelijk luidde,
blijft het bepaalde in artikel 1, eerste lid, artikel 5 5 tweede lid en
artikel 11, eerste lid, sub b, dezer verordening, zoals deze artike
len laatstelijk luidden, van kracht.
Artikel 20.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 1955.
Artikel 21.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Wachtgeldverorde-
mng'
Lrtikel II.
Het bepaalde in artikel I werkt terug tot 1 januari 1966.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van