- 2 -
Artikel 4.
De uitkering wordt naar boven in guldens afgerond. Zij wordt uitbetaald
in naandeli jlse termijnen. De maan .elijkse bedragen, welke niet binnen
twee jaren na de eerste dag, waarop zij geïnd hadden kunnen worden,
zijn ingevordeid, of met betrekking tot welke niet binnen twee jaren,
nadat de maand is verschenen, een bewijs van in leven zijn aan Burge
meester en T/ethouders is ingezonden, worden niet meer betaald.
Artikel j.
1 Indien de gewezen wethouder inkomsten gaat genieten uit of in ver
band net arbeid of bedrijf, ter hand genomen op of rade dag, waar
op hij heeft opgehouden wethouder te zijn, wordt de uitkering met
het bedrag dier inkomsten verminderd.
2. Voor do toepassing van het vorige lid wordt de betrekking, waarvan
do bekleding heeft geleid tot vervallen verklaring, als bedoeld in
artikel 95» derde lid, der Gemeentewet, geacht tor hand te zijn
genomen, op de dag waarop do betrokkene heeft opgehouden wethouder
te zijn.
3. De uitkering kan door do Raad op voorstel van Burgemeester en Wet
houders vervallen worden verklaard, indien de betrokkene niet of
niet behoorlijk de gegevens verstrekt, welke Burgemeester en kit
houders ter bepaling van de in het eerste lid bedoelde inkomsten
nodig hebben.
Artikel 6.
De uitkering eindigt met de dag van overlijden van de gewezen wethou
der In dat geval wordt aan do weduwe een bedrag uitgekeerd, gelijk
staande met do uitkering, welke de overledene laatstelijk genoot, ovor
een tijdvak van zes weken.
Artikel 7.
1De uitkering vervalt wanneer de gewezen wethouder de leeftijd van
65 jaren bereikt.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 vervalt de uitkering me
de, indien en zodra do gewezen wethouder weer als wethouder dezer
Gemeente optreedt.
Artikel 8.
De Raad kan besluiten, dat dit hoofdstuk niet van toepassing is ten
aanzien van de gewezen wethouder, die heeft opgehouden wethouder te
zijn ingevolge de artikelen 87a en 95 Gemeentewet, de artikelen ÏÏ1
of V/8 der Kieswet dan wel artikel 28 van het 'Jetboek van Strafrecht.
Artikel 9*
1De uitkering wordt op schriftelijke aanvrage door of vanwege de be
langhebbende door Burgemeester en ïïcthoudero verleend.
2. Indien eon aanvrage, als bedoeld in het eerste lid, niet binnen twee
jaren na de dag, waarop hot recht op uitkering is ontstaan, is inge
diend, gaat de uitkering eerst in op do dag, waarop de aanvraag is
ingediend
Hoofdstuk II
Het eigen pensioen.
Artikel 10.
1. Hij, die ophoudt wethouder te zijn, heeft, tenzij hij zonder onder
breking weer als zodanig optreedt, recht op een pensioen ten laste
van de Gemeente, indien hij op het tijdstip waarop hij ophoudt
wethouder te zijn, de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt,
2. Hij, die ophoudt wethouder te zijn vóór het bereiken van de leef
tijd van 65 jaren, heeft bij het bereiken van die leeftijd, tenzij
hij alsdan weer wethouder dezer Gemeente is, recht op een pensioen
ten laste van de Gemeente.
Artikel 11
1Het pensioen van een gewezen wethouder bedraagt voor ieder dienst
jaar als zodanig 3.; ton honderd van de laatstelijk als zodanig
genoten jaarwedde, met dien verstande, dat niet meer dan 20 dienst
jaren in aanmerking worden genomen.
2. Van deze wedde blijft buiten aanmerking een zodanig gedeelte van de
ter zake van die wedde beiekende premie, als bedoeld in artikel 23
van dc Algemene Ouderdomswet, als geacht moet worden door wedde-
verhoging te zijn gecompenseerd.
Artikel 12.
1Indien naast het pensioen als gewezen wethouder een ander eigen
pensioen wordt genoten on het totaal van die pensioenen meer sou
bedragen dan het in het derde lid bedoelde grensbedrag, wordt
eerstbedoeld pensioen beperkt tot een zodanig gedeelte van dat
grensbedrag, als evenredig is aan de verhouding, waarin dat pen
sioen staat tot het totaal van die pensioenen.
2. Onder een ander eigen pensioen wordt in dit artikel verstaan een
eigen pensioen ten laste van de Nederlandse Schatkist - anders dan
ingevolge wettelijke garanties of ingevolge overneming van de ver
plichting tot betaling - ten laste van Suriname, van de Nederland
se Antillen, van voormalig Nederlands ITieuw-Guinea, van een pu-
pliekrechtelijk lichaam in Nederland of in een der ovengenoemde ge
bieden, dan wel van een door hot openbaar gezag in Nederland of in
oon van die gebieden ingesteld fonds.
3. Het in het eerste lid bedoelde grensbedrag is gelijk aan het hoog
ste bedrag, dat, berekend naar de maximaal in aanmerking komende
diensttijd en naar het bedrag, waarnaar het pensioen is of zal wor
den berekend, als pensioen verbonden is aan enige functie, waaruit
de in het eerste lid bedoelde pensioenen zijn of worden toegekend,
met dien verstande dat het niet minder bedraagt dan f.18.499*--*
4* Indien hot bedrag van het andere eigen pensioen, dan wel hot hoog
ste bedrag, waarop dat pensioen, berekend naar de maximaal in aan
merking komende diensttijd, kan worden toegekend, meer bedraagt dan
het in het derde lid bedoelde grensbedrag, treedt dat hogere be
drag voor de toepassing van het eerste lid in de plaats van het
grensbedrag.
5. Voor de berekening van het totaal der pensioenen, bedoeld in het
eerste lid, blijven buiten beschouwing de pensioensverhogingen, ge
grond op de artikelen 17» 18 en 19 der Pensioenwetten voor do zee-
en landmacht 1922 en der Pensioenwetten voor het personeel der