2i Voor de toepassing van dit recht wordt verstaan onder:
dag; een tijdvak van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur;
t. week: een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;
0. maand: een tijdvak, dat aanvangt op een datum van een kalender
maand en eindigt op de dag voorafgaande aan diezelfde datum, van
de volgende kalendermaand;
do jaar: twaalf achtereenvolgende maanden.
Algemene bepalingen:
Vrijstellingen.
Artikel 10,
AGeen havengeld is verschuldigd voor:
1. vaartuigen op doorvaart,, die aanleggen, mits niet langer dan 24
uur, zon- en feestdagen niet meegerekend, en mits zij niet laden
of lossen;
2. vaartuigen, die. aan of op een der scheepstimmerwerven in aanbouw
zijn of v/orden hersteld, mits vooraf van het voornemen tot de her
stelling alsmede van de afloop der werkzaamheden schriltelijk aan
de directeur van de Markt- en Havendienst kennis is gegeven;
3. vaartuigen, rechtstreeks in gebruik voor de gemeentedienst;
4. baggermachines en vaartuigen, die daarbij gebezigd worden voor het
vervoer van de baggerspeciegedurende de tijd, dat zij binnen de
gemeente werken;
5. boten, behorende bij vaartuigen;
Rode Kruis- en hospitaalschepen;
B. Geen opslaggold is verschuldigd:
1. indien het gebruik van de kade, oever of steiger niet langer dan
vier en twintig achtereenvolgende uren heeft geduurd;
2. indien de gemeente Leeuwarden belastingplichtige zou zijn.
Vermindering.
Artikel 11.
Tot onjuiste bedragen geheven rechten kunnen ambtshalve worden ver
minderd, zolang niet sedert het tijdvak van de heffing drie jaren zijn
verstreken.
Navordering.
Artikel 12.
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden, dat ten onrechte
is afgezien van het heffen van rechten dan wel dat de heffing hiervan ten
onrechte is verminderd of dat een te laag bedrag is geheven, kan het te
weinig geheven recht werden nagevorderd, zolang niet drie jaren zijn ver
streken sedert het tijdstip, waarop de rechten zijn verschuldigd.
Wanneer is gebleken, dat het niet of te weinig heffen van rechten
net gevolg is van het niet of niet behoorlijk voldoen aan de verplichtin
gen, bedoeld in artikel 4 van deze verordening, of van het verstrekken van
onjuiste inlichtingen, wordt het na te vorderen bedrag met het viervoud
daarvan verhoogd, tenzij op grond van dwaling, verschoonbaar verzuim of
niet aan. de belastingplichtige te wijten oorzaken redenen aanwezig zijn
om deze verhoging niet toe te passen.
Delegatie
Artikel 13.
Ingevolge het bepaalde bij artikel 301 van de gemeentewet treedt
voor de toepassing van de artikelen 299 en 300 van die wet de contro
leur der gemeentebelastingen in de plaats van de gemeenteraad en va.n de
Burgemeester.
Inning.
Artikel 14»
1, De krachtens deze verordening verschuldigde rechten worden geïnd door
de directeur van de Markt- en Havendienst, tegen afgifte van een kwij-
tingsbewijs
2. De rechten moeten bij de aangifte c.q. aanvraag, bedoeld in artikel 4
van deze verordening, worden voldaan.
Invordering.
Artikel 15°
1. In geval van niet of niet tijdige betaling van de rechten geschiedt
de invordering overeenkomstig het gestelde in de artikelen 29i tot on
met 295 van de gemeentewet.
2. In zodanig geval verstrekt de directeur Markt- en Havendienst aan
de gemeenteontvanger de voor de vervolging benodigde gegevens.
Strafbepaling.
Artikel 16.
Het niet of niet behoorlijk voldoen aan de verplichtingen, bedoeld
in artikel 4 van deze verordening, wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Slotbepaling.
Artikel 17°
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand,
volgende op die, waarop het bericht van de Koninklijke goedkeuring ter
kennis van Burgemeester en Wethouïers is gekomen.
Op dat tijdstip vervallen:
1. de verordening tot het heffen van havengeld, vastgesteld bij raadsbe
sluit van 24 maart 1925, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 7 mei
1925, no. 33, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 20 november
1928, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 11 januari 1929 s no. 14,
alsmede de daarbij behorende vsrordening op de invordering van het
havengeld (Gemeenteblad 1925, no. 26);
2. de verordening tot heffing van belasting onder de naam van Kadegeld in
de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november
1920 (Gemeenteblad 1921, no. 6), goedgekeurd bij Koninklijk Besluit
van 7 januari 1921, no. 31 alsmede de bij deze verordening behorende
verordening op de invordering var. Kadegeld, vastgesteld bij raadsbe
sluit van 28 september 1915;
met dien verstande, dat de onder 1 en 2 genoemde verordeningen van
kracht blijven voor dc afwikkeling van de heffingen, opgelegd of
op te leggen krachtens deze verordeningen.
Aldus vastgesteld in de openbar,e vergadering
van
Voorzitterv
Secretaris.
- 4 -
- 0 -